Voorbereiding examen schrijven 2F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Examenvoorbereiding Nederlands Schrijven 2F

26 of 27 maart - Daltonlaan 300

Waar moet je allemaal op letten?

Het examen

• Op tijd komen (te laat = GEEN examen)
• Neem een geldige ID of paspoort mee (GEEN foto/kopietje)
• 60 minuten (of met tijdsverlenging)
• 3 opdrachten (dus 20 minuten per opdracht)

Precondities

- Minimaal 80% van het examen moet gemaakt zijn.
   (maak dus alle drie de opdrachten, anders haal je de 80% niet)

- De uitwerkingen van de opdrachten moeten in het Nederlands zijn geschreven. 

Beoordeling op:

• Samenhang
  
• Afstemming op doel
  
• Afstemming op publiek
  
• Woordenschat en woordgebruik
  
• Spelling, leestekens en grammatica
  
• Leesbaarheid

Samenhang

• Opbouw: inleiding, kern (middenstuk), slot
  
  
• Alinea's
  
  
• Signaalwoorden

Noem zo veel mogelijk voorbeelden van signaalwoorden.

Afstemming op doel

• Wat wil je bereiken met de tekst?

Doel: 

- informeren (bijvoorbeeld een verslag)
- overhalen (bijvoorbeeld een uitnodiging)

- overtuigen (bijvoorbeeld een sollicitatie of iets met jouw mening)

• TIP: Gebruik niet alles door elkaar 

Afstemming op publiek

Voor wie schrijf je de tekst?

• Je stemt je toon af op je 'publiek' (aan wie schrijf je).
    (formeel of informeel)
  
  
• Je stemt woordgebruik af op publiek (spreektaal of hele nette woorden)

Je schrijft een sollicitatiebrief aan mevrouw
Van der Wulp van de Albert Heijn. Wat is je aanhef?

Je schrijft een sollicitatiebrief aan een stagebedrijf. Wat is je slotgroet?

Woordenschat

• Varieer met je woordgebruik: niet steeds dezelfde woorden gebruiken.

Spelling, leestekens, grammatica

• Goede zinnen: niet te lang.
• Leestekens: hoofdletters, punten, komma's, vraagtekens.
• Spelling woorden goed, een paar foutjes mag (let op: een spatie vóór een punt is ook fout).

Waar moet de komma?
Ik houd van slagroomtaart kersenvlaai en appelcake.

1. ná het woordje 'kersenvlaai'
2. ná het woordje 'van'
3. tussen 'slagroomtaart' en 'kersenvlaai'
4. tussen 'en' en 'appelcake'

Waar moet de komma?
Ik vind mijn docent niet leuk want ze wordt zo snel boos.

1. na het woordje 'want'
2. na het woordje 'leuk'
3. na het woordje 'docent'
4. na het woordje 'ze'

Waar moet de komma?
Mijn moeder is dol op klassieke muziek maar ik niet.

1. na het woordje 'muziek'
2. na het woordje 'maar'
3. na het woordje 'moeder'
4. na het woordje 'dol'

 Leesbaarheid (structuur)

• Zien jouw schrijfopdrachten er netjes uit? 
• Heb je een nette lay-out?
• Heb je alinea's gemaakt?
• Gebruik je witregels?
• Brief/ e-mail: juiste aanhef bovenaan, onderaan groet en naam?

Tot slot

Pak je GPS werkboek.

Ga naar blz. 261 - 263.

Maak opdracht 6 of 7. Je mag kiezen!

Het kan zo zijn dat je bij je schrijfexamen een formulier moet invullen!