H: Grammaire & écrire.

h21: jeudi, le 15 mai 2025.
h22: vendredi, le 16 mai 2025.
But:
- Ik ken de uitspraak van de letters q & g.
- Ik kan vertellen of ik gezond ben. 
- Ik kan vragen stellen met & zonder vraagwoorden.
- Ik kan iemand interviewen over sport en gezondheid.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

h21: jeudi, le 15 mai 2025.
h22: vendredi, le 16 mai 2025.
But:
- Ik ken de uitspraak van de letters q & g.
- Ik kan vertellen of ik gezond ben. 
- Ik kan vragen stellen met & zonder vraagwoorden.
- Ik kan iemand interviewen over sport en gezondheid.

Slide 1 - Slide

Cours:

- Herhalen: ontkenning.
- Uitleg: vragen stellen.
- Zelfstandig werken. 

Devoirs:

N: 20 t/m 24, 25ab, 26.
M: 27 t/m 31, 33. 
L: bron A t/m H.
PW chapitre 5: 20 mei. 

Slide 2 - Slide

1 niet              Jérôme ne vient pas.
2 niets           Je ne dis rien.
3 nog niet     Aziz ne vient pas encore.
4 niet meer Je n'ai plus de coca.
5 nooit           Isabelle n'est pas contente.
6 niets            Luc n'a rien accepté.

Slide 3 - Slide

Neem over in je schrift en vertaal:
Ne ... pas encore
ne ... jamais
ne ... rien
ne ... plus
nog niet           
nooit                    
niets                     
niet meer                 
timer
2:00

Slide 4 - Slide

Neem de hele zin over in je schrift.
Vul de juiste ontkenning in.
1 niet              Jérôme …… vient …………….
2 niets           Je …… dis …………….
3 nog niet     Aziz …… vient pas …………….
4 niet meer Je …… ai …………… de coca.
5 nooit           Isabelle …… est …………… contente.
6 niets            Luc …… a …………… accepté.

Slide 5 - Slide

Grammaire H:
Vragen stellen (1/5)
  • Manier 1: Zet een ? achter de zin.
  • (1) Tu es malade. --> Tu es malade?

  • Manier 2: Est-ce que + rest van de zin + ?
  • Tu es malade. --> Est-ce que tu es malade?

Slide 6 - Slide

Grammaire H:
Vragen stellen (2/5)
  • Als na "que" een woord met een klinker komt, wordt het "qu"
  • Est-ce que il est malade? --> Est-ce qu'il est malade?


Slide 7 - Slide

Grammaire H:
Vragen stellen (3/5)
  • Je kunt ook een vraag met een vraagwoord hebben:
  • Hoe heet jij? --> Comment tu t'appelles?
  • Wie is die jongen?    --> Qui est ce garçon?
  • Waar woon je? --> Tu habites ?

  • Houd de woordvolgorde van de phrases-clés aan om te weten waar het vraagwoord in de zin komt te staan.

Slide 8 - Slide

Grammaire H:
Vragen stellen (4/5)
  • Je kunt ook een vraag met een vraagwoord hebben:
  • Hoe heet jij? --> Comment tu t'appelles?
  • Wie is die jongen?    --> Qui est ce garçon?
  • Waar woon je? --> Tu habites ?

  • Houd de woordvolgorde van de phrases-clés aan om te weten waar het vraagwoord in de zin komt te staan.
Vraagwoorden:
- waar = où
- wanneer = quand
- hoe = comment
- hoeveel = combien
- waarom = pourquoi
- wie = qui
- wat = qu'est-ce que


Slide 9 - Slide

Vraagzin met "est-ce que" (5/5)
  • Geen vertaling
  • Volgorde: vraagwoord // est-ce que // rest van de zin.

  • Vraagzin zonder vraagwoord: Eet je goed? -->
  • Est-ce que tu manges bien?

  • Vraagzin met vraagwoord: Waarom eet je goed? -->
  • Pourquoi // est-ce que // tu manges bien?

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken:
N: 20 t/m 24, 25ab, 26.
M: 27 t/m 31, 33.
L: bron A t/m H.

Slide 11 - Slide

Wie
Waarom 
Qu'est-ce que
Waar
Quand
Hoe
timer
1:00
De vraagwoorden
Qui
Pourquoi
Wat
Wanneer 
Comment

Slide 12 - Drag question

Zet deze vraagzin in de juiste volgorde.
tu as
mangé
est-ce que
pourquoi

Slide 13 - Drag question