Proeftoets lezen voor 14 mei 2018

Proeftoets lezen.
Hieronder vinden jullie een proeftoets voor de repetitie lezen van 14 mei 2018. 

Gebruik voor de proeftoets het artikel uit de SevenDays op bladzijde 20/21 van 6 april 2018.


1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Proeftoets lezen.
Hieronder vinden jullie een proeftoets voor de repetitie lezen van 14 mei 2018. 

Gebruik voor de proeftoets het artikel uit de SevenDays op bladzijde 20/21 van 6 april 2018.


Slide 1 - Slide

Vraag 1: Lees het artikel verkennend. Waar denk jij dat het artikel over gaat?

Slide 2 - Open question

Vraag 2a: wat is het doel van de tekst van dit artikel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
betogen

Slide 3 - Quiz

Vraag 2b: Geef een uitleg bij je antwoord op vraag 2a.

Slide 4 - Open question

Vraag 3: Welke tekstvorm heeft deze tekst?
A
ingezonden brief
B
folder
C
oproep
D
interview

Slide 5 - Quiz

Vraag 4: Uit hoeveel alinea's bestaat het artikel?
A
2
B
3
C
5
D
9

Slide 6 - Quiz

Vraag 5: Wat zijn de tussenkopjes in het artikel?

Slide 7 - Open question

Vraag 6: In welke alinea staat de inleiding?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 8 - Quiz

Vraag 7: In welke alinea staat het slot van dit artikel?
A
4
B
5
C
6
D
9

Slide 9 - Quiz

Lezen
Lees het artikel nauwkeurig.
Beantwoord daarna de vragen.

Slide 10 - Slide

Vraag 8: Wat betekent 'True Selfie'?
A
Een selfie die echt is en niet gefotoshopt.
B
Een selfie waarin je laat zien dat jij het echt bent en niet een ander persoon.
C
Een meer realistisch beeld van je leven dan de selfies die mensen meestal posten.
D
Een selfie waarin je alleen maar laat zien hoe mooi het leven is.

Slide 11 - Quiz

Vraag 9: In alinea 1 (inleiding) staat het woord ogenschijnlijk. Wat is het antoniem van dit woord?
A
naar het schijnt
B
werkelijkheid
C
blijkbaar
D
duidelijk

Slide 12 - Quiz

Vraag 10: In de laatste regel van de inleiding staat de zin: Zonder filter. Wat bedoelen ze hiermee?

Slide 13 - Open question

Vraag 11: In Alinea 1 staat het woordje 'dat'. Waar verwijst het woordje 'dat' naar?
A
Dat Lars toch naar school is blijven gaan
B
Dat Lars zich kut voelt.
C
Dat Lars zijn havodiploma heeft behaald
D
Dat Lars in een cirkel terecht kwam waar hij niet uitkwam

Slide 14 - Quiz

Vraag 12: Aan het einde van alinea 1 staat het signaalwoord 'sinds'. Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
A
opsommend tekstverband
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend tekstverband
D
concluderend tekstverband.

Slide 15 - Quiz

Vraag 13: In alinea 2 spreekt Lars van een taboe. Wat betekent het woord 'taboe'?

Slide 16 - Open question

Vraag 14: In alinea 3 wordt gepraat over een 'schijnwereld'. Wat bedoeld Lars met een 'schijnwereld'?

Slide 17 - Open question

Vraag 15: In alinea 3 staat het woord imperfecties. Wat is het antoniem van imperfectie?
A
perfect
B
dat iets oké is.
C
interessant
D
navolging

Slide 18 - Quiz

Vraag 16: In alinea 5 staat een woord met een voorvoegsel dat een tegenstelling aan geeft. Welk woord is dat? Wat betekent het?

Slide 19 - Open question

Vraag 17: In alinea 6 staat het woordje 'erfelijk'. Wat betekent dat woord en waar vindt je de uitleg van dit woord?

Slide 20 - Open question

Vraag 18: In alinea 7 staat het signaalwoord 'want'. Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
A
opsommend tekstverband
B
concluderend tekstverband
C
uitleggend tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 21 - Quiz

Vraag 19: In alinea 8 staat het signaalwoord 'hoewel'. Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
A
opsommend tekstverband
B
redengevend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
concluderend tekstverband.

Slide 22 - Quiz

Vraag 20: In alinea 9 staat het woord 'protocollen'. wat betekent het woord en kun je de betekenis uit de tekst halen?

Slide 23 - Open question

Vraag 21: In het slot van dit artikel staat: "mijn advies is dan ook: ga het delen". Zou je de zin 'mijn advies is dan ook' kunnen vervangen door een signaalwoord? Zo ja, welk tekstverband en welk(e) signaalwoord(en) zou je dan gebruiken?

Slide 24 - Open question