Suprapubisch

SP Katheter
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SP Katheter

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is een SP katheter

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

SP Katheter
Dat is een katheter via de buikwand

Vlak boven het schaambeen (os pubis)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

SP-Katheter

  • Blaaskatheter met of zonder ballon
  • De meeste zijn hydrogel of bestaan uit silicone.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Plaatsen van een  SP
  •  plaatsen van een suprapubisch sonde mag enkel gebeuren door een arts, meestal een uroloog 
  • De eerste wissel, na zes tot twaalf weken, gebeurt eveneens door de arts. 
  • Wanneer er zich een fistelkanaal heeft gevormd, mag de verpleegkundige de katheter vervangen. 
  • Voorbehouden handeling:  dat ze enkel uitgevoerd mag worden mits er een medisch voorschrift is. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voordelen SP katheter
Letsel
  • minder kans op beschadiging van de meatus of urethra.
  • minder kans op het ontstaan van een urethrastrictuur 

Grotere Charrière
  •  verhogen van de Charrière minder ingrijpende gevolgen. 


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voordelen SP katheter
Comfort
  • Uit wetenschappelijk onderzoek (English, 2017) is gebleken dat bij patiënten die zowel een transurethrale als een suprapubische sonde hebben gehad, 89% deze laatste optie verkiest. 
  • makkelijker te hanteren 
  •  wisselingen relatief pijnloos verloopt
  •  ok postoperatief (na prostatectomie) worden er lagere pijnscores genoteerd . 
  • seksuele activiteit aangenamer en minder pijnlijk in vergelijking met een transurethrale sonde

Minder infecties
  • in vergelijking met een
    transurethrale sonde. Wanneer er minder infecties ontstaan, zal er minder antibiotica toegediend worden, wat bijdraagt tot de bestrijding van antibioticaresistente bacteriën.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Vervolg voordelen
Spontane mictie
  • De suprapubische katheter kan afgeklemd worden, waardoor de patiënt toch via transurethrale weg kan urineren. 
  • Wanneer overwogen wordt om de suprapubische katheter te verwijderen, zal de patiënt eerst moeten urineren via transurethrale weg. 
  • Direct hierna kan het residu dat in de blaas achter blijft bepaald worden 
  • Meestal mag de sonde verwijderd worden indien het residu minder dan 100 ml bedraagt. (wisselend per zorginstelling) 



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nadelen SP katheter
Operatie
  • Het plaatsen is een invasieve, meestal chirurgische behandeling met verdoving, en hier gaan altijd risico’s mee gepaard. 
  • Risico: bloeding of inwendig letsel zoals een darmperforatie.

Urineverlies
  • langs de katheter of via transurethrale weg. 
  •  door een verstopping of omdat de Charrière te klein is.
  • Bij vlokkerige urine in combinatie met een te kleine Charrière zal de katheter namelijk sneller verstoppen. Ook blaasspasmen een veelvoorkomende oorzaak van urineverlies.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

vervolg nadelen
Veranderd lichaamsbeeld
  • Het hebben van een katheter verandert steeds het lichaamsbeeld, onafhankelijk of het een
suprapubische of een transurethrale katheter is. (Langdurig)
  • Emotioneel zeer moeilijk mee hebben.  Meer zelfbewust van hun lichaamook op seksueel  vlak
  • Bespreek dit onderwerp helpt bij bij het aanvaardingsproces 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Indicaties
Acute en chronische urineretentie
  • meer dan 400 ml urine achterblijft in de blaas. 
  • bladderscan uitgevoerd worden. de arts gecontacteerd worden. 
  • Urineretentie kan een obstructieve oorsprong kennen, zoals het geval is bij urethrastenose of benigne prostaathypertrofie, neurologische aandoening (MS) 
  • medicatie zoals tricyclische antidepressiva (tryptizol®, anafranil®, pertofran®) of alfa-adrenerge agonisten (methoxamine®, midodrine®) kunnen urineretentie uitlokken.
  • Bij acute urineretentie zal de zorgvrager plotselinge pijn ervaren door het uitrekken van de blaaswand. De nieren produceren wel urine die naar de blaas wordt getransporteerd, maar er vindt geen urinelozing plaats. 
  • Chronische urineretentie door verzwakking van de blaasspier. De blaas wordt niet volledig geleegd waardoor een residu ontstaat dat telkens groter wordt. Door deze geleidelijke verandering, zal de patiënt minder pijnklachten uiten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Indicaties
Acute prostatitis
  • veroorzaakt door een bacterie en gaat vaak gepaard met urineweginfecties. De prostaat om de urethra , zou het inbrengen van de katheter erg pijnlijk verlopen met het risico op mislukking

 Prostaathypertrofie of prostaatkanker
  •  Benigne prostaathypertrofie (hyperplasie) volumetoename binnen het prostaatkapsel.  

Uitgebreide decubitus en incontinentie
  • Zowel incontinentie als decubitus zijn op zich geen reden. 
  • Bij  decubitus graad 4 ter hoogte van de stuit betreft en de patiënt daarnaast  incontinent is, kan er tijdelijk een suprapubische katheter geplaatst worden. 
  • Ver mindering van uine in de wond en hierdoor infectie. 
  • Bij fecale incontinentie: darmbacteriën zouden via de transurethrale sonde kunnen migreren naar de urinewegen, 
waar ze infecties kunnen veroorzaken.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Indicaties
Langdurige katheterisatie
  • Elke katheterisatie kunnen er bacteriën van de buitenwereld in het lichaam gebracht
worden. Groot infectierisico in langer dan vijf dagen duurt. 
  • Onderzoek:  langer dan één à twee weken ter plaatse zal moeten blijven, wordt er best gekozen
voor een suprapubische sonde. 
  •  In de literatuur is er geen consensus over wat de term langdurig precies inhoudt. Dit is meestal langer dan zeven à veertien dagen. 

Bekkentrauma, urethrale chirurgie
  • Wanneer het risico bestaat dat de urethra beschadigd is omwille van chirurgie of
bekkentrauma, is een transurethrale katheterisatie geen goede optie omdat de urethra
beschadigd kan zijn. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Urethrastrictuur
  •  door littekenweefsel na trauma of omdat er een vulvacarcinoom aanwezig is, is de plaatsing van een transurethrale katheter niet mogelijk. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Contra indicaties
Blaascarcinoom/ blaastumor
  •  Wanneer er een tumor in de blaas aanwezig is, bestaat het risico dat deze tumor tijdens de ingreep geraakt
wordt. In dat geval kunnen tumorcellen vrijkomen en dit kan leiden tot lymfe- of hematogene metastasen 

Blaas niet palpeerbaar of vroegere chirurgie in onderbuik
  • Wanneer de blaas van de patiënt niet te palperen is, of de patiënt in het verleden een operatie aan de onderbuik heeft ondergaan.
  •  Het risico bestaat dat er verklevingen zijn of dat een darmlus boven op de blaas gelegen is. Deze andere interne organen kunnen in dit geval geperforeerd worden tijdens de plaatsing van de sonde.
  • Plaatsing onderr echografie uit te voeren. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Contra indicaties
Stollingsstoornis (verworven)
  • Bij een stollingsstoornis kan de patiënt tijdens of na de operatie te veel bloed verliezen. 
  • Als de patiënt 20% of meer van zijn totale bloedvolume verliest, bestaat de kans dat er een hypovolemische shock optreedt.

Ascites
  • ophoping van vocht in de peritoneale ruimte.
  •  Door bv peritonitis of oorzaak elders in het lichaam bv  portale hypertensie, verhoogde centraal 
  •  ascitesvocht gereduceerd worden door middel van een shunt of een punctie.

Huidletsels aan de suprapubisch streek
  • Wanneer de zorgvrager een wond heeft ter hoogte van de insteekplaats waar de 
suprapubische sonde moet komen, kan de arts de operatie indien mogelijk uitstellen of een
ander alternatief zoeken. 

Slide 16 - Slide

De voornaamste verworven stollingsstoornissen zijn leveraandoeningen en verworven
hemofilie. De lever is verantwoordelijk voor de productie van stollingsfactoren, waaronder
vitamine K. Bij een verminderde werking van de lever door bepaalde aandoeningen, daalt
het aantal stollingsfactoren waardoor de stollingscascade wordt verlengd. Ook bij inname
van bepaalde medicatie zoals vitamine K-antagonisten (marevan®, marcoumar®) wordt de
stolling vertraagd. De resultaten van het bloedonderzoek worden besproken met de arts en
deze zal de verdere aanpak beslissen. De waarden van de aPTT en INR zijn overeenkomstig
met deze van de aangeboren stollingsstoornissen (Gans, et al., 2009).
Contra indicaties
Obesitas
  • Bij zorgvragers met obesitas is er een grotere afstand tussen de blaas en het huidoppervlak,
waardoor de plaatsing van de suprapubische sonde moeilijker kan verlopen. 
  • Methode, de T-SPeC methode, huiddikte tot veertien cm. 
  • Problemen optreden na de plaatsing. Zo kan de sonde afgeklemd worden door een huidplooi, waardoor de urine niet kan afvloeien en lekkage kan optreden

Blaasatrofie
  • Een blaas die (door littekenweefsel) sterk verkleind is, wordt een schrompelblaas genoemd.
Aangezien de blaas zo veel kleiner is dan normaal, zou de plaatsing van een suprapubische
sonde te veel risico inhouden.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Verwisseling SP katheter
  • Vier tot twaalf weken verwisseld. De periode tussen twee wissels is afhankelijk van de instelling, fabricant en van de patiënt zelf.
  • Het verwisselen van de katheter moet relatief snel gebeuren, want binnen één tot zes uur groeit de fistel dicht.
  • Controleer in het zorgdossier hoeveel vloeistof er bij het vullen in de ballon is gespoten. Het is belangrijk om te weten dat het huidige volume hiervan kan afwijken, doordat sommige ballonnetjes wat vloeistof kunnen lekken (dit is vooral bij siliconen katheters het geval).
  • Zet voor het verwijderen een streepje op het slangetje waar het uit de opening komt., hoe diep de katheter was ingebracht.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Mogelijke complicaties
  • De zorgvrager heeft pijn tijdens het inbrengen: spuit wat extra glijmiddel in de fistelopening en laat dit drie tot vijf minuten inwerken. Het kan nuttig zijn om glijmiddel met lidocaïne te gebruiken, omdat deze stof een verdovende werking heeft.
  • Abnormale weerstand tijdens het inbrengen: stop met de katheterisatie en neem contact op met de verantwoordelijke arts.
  • De fistelopening begint te bloeden: ga niet verder met katheteriseren en neem contact op met de arts.

Slide 19 - Slide

Je verwijdert minder ballonvloeistof dan het ingespoten volume: als de katheter bij licht trekken los blijkt te zitten, kan deze normaal verwijderd worden.
Aandachtspunten
  • Eerste 5 dagen afdekken met een splitgaas (droog en steriel) daarna dagelijks reinigen met water
  • Werk aseptisch en van binnen naar buiten 
  • Observeer de insteekopening op ……..
  • Desinfecterende zalf (betadinezalf) alleen op voorschrift arts
Draaien op voorschrift arts
Katheter mag “niet trekken”.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Tips?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions