Persoonlijk voornaamwoorden

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, havo
• Leerjaar 1-5

1.4 Hallo, hoe gaat het?

Het persoonlijk voornaamwoord

Ik - jij - hij - zij - wij - jullie- zij 

1.4 Hallo, hoe gaat het?

Het persoonlijk voornaamwoord

Wie, wie, wie?

Ik heet Rosa

Rosa

ik

Ik ben Rosa.

ik

Jij zit in de klas.

jij

Saïd

Saïd is mijn broer.

Hij is mijn broer.

Saïd loopt naar de supermarkt. 

Hij loopt naar de supermarkt.

ik

hij

jij

Lisa

ik

hij

jij

Lisa is mijn zus.

Zij is mijn zus.

Lisa zit op de grond.

Zij zit op de grond.

zij

Rosa + Lisa

ik 

hij

jij

Ik ben Rosa.

Lisa is mijn zus.

Zij is mijn zus.

Lisa en ik zitten op de grond.

Wij zitten op de grond.

zij

wij

Jij + jij + jij maken deze les.

Jullie maken deze les. 

ik

hij

zij

wij

jullie

jij

Papa en mama staan daar.

Zij staan daar. 

ik

hij

zij

wij

jullie

jij

zij

Lees het verhaal

Mijn naam is Rosa,

Rosa is 15 jaar.

Rosa woont in Berlaar.

Daar woont Rosa in een huis.

Rosa heeft één zus.

Mijn zus heet Lisa.

Lisa en Rosa praten graag met elkaar.

Lisa en Rosa houden ook van muziek luisteren.

Schrijf nu niet meer de namen. 

Schrijf nu de persoonlijk voornaamwoorden.

Mijn naam is Rosa.

(1) ben 15 jaar.

(2) woon in Berlaar.

Daar woon (3) in een huis. 

(4) heb één zus. 

Mijn zus heet Lisa.

Lisa en ik (= 5) praten graag met elkaar.

Lisa en ik (= 6) houden ook van muziek luisteren.  

1

2

3

4

5

6

IK

IK

IK

IK

WIJ

WIJ

Dit is mijn broer Saïd,

Saïd is 17 jaar.

Saïd gaat naar de supermarkt.

Daar koopt Saïd chips.

Saïd houdt veel van chips.

Rosa houdt niet van chips.

Mijn zus ook niet.

Lisa en Rosa eten liever chocolade.

Dit is mijn broer Saïd,

(1) is 17 jaar.

(2) gaat naar de supermarkt.

Daar koopt (3) chips.

(4) houdt veel van chips.

Rosa (= 5) houdt niet van chips.

Mijn zus ook niet.

Lisa en ik (= 6) eten liever chocolade.

1

2

3

4

5

6

HIJ

HIJ

HIJ

HIJ

WIJ

IK

Ik ben Rosa. Ik woon met Saïd en Lisa in één huis.

1. Wij wonen in één huis.
2. Hij woont in één huis.
3. Zij wonen in één huis.
4. Jullie wonen in één huis.

Ik ben Rosa. Saïd is mijn broer.

1. Zij is mijn broer.
2. Wij zijn mijn broers.
3. Hij is mijn broer.
4. Jij bent mijn broer.

Ik ben Rosa. Saïd en Rosa zijn mijn broer en zus.

1. Zij is mijn broer en zus.
2. Wij zijn mijn broer en zus.
3. Zij zijn mijn broer en zus.
4. Jullie zijn mijn broer en zus.

Maak zelf een zin

Wij.......

Hij.......

Jullie.......