Les 2 - l'imparfait ou passé composé?

Bienvenue V4!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue V4!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

PROGRAMME
Grammaire C - passé composé et l'imparfait 
Aan het eind van de les;
- kan ik uitleggen wanneer ik de passé composé gebruik en wanneer ik de imparfait gebruik;
- kan ik de bijwoordelijke bepalingen van tijd benoemen die bij de passé composé horen en die bij de imparfait horen;
- kan ik een gebeurtenis vertellen in het Frans, waarbij ik de passé composé en imparfait correct gebruik;

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Mets au passé composé:
« Nous allons au supermarché »

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Mets à l'imparfait:
« Je fais mes devoirs avec ma copine.»

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

L'emploi du passé composé et de l'imparfait

Nu weet je hoe je de werkwoorden vervoegt in beide verledentijdsvormen:
le passe composé & l'imparfait

Weet je ook wanneer je welke tijd gebruikt?
Les dominos tombaient, alors il en a enlevé un.

Slide 6 - Slide

Voorbeeldzin bespreken en uitleggen aan de hand van voorbeeld:
het is aan de gang, terwijl de meneer op 1 specifiek moment een steen wegneemt. 
imparfait = activiteit wat aan de gang was
passé composé = activiteit wat gebeurt op een specifiek moment en ook eindigt. 
L'emploi du passé composé et l'imparfait
Vul de zin aan met het werkwoord tussen haakjes. Gebruik je de passé composé of de imparfait?

  1. La semaine dernière, j'...... (lire) le livre « La Peste » d'Albert Camus. 
  2. Chaque soirée, je ...... (lire) le livre « La Peste » d'Albert Camus. 

Overleg met je buurman/buurvrouw. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

L'emploi du passé composé et l'imparfait
Les réponses:

Passé composé
1. La semaine dernière, j'ai lu le livre « La Peste » d'Albert Camus. 

Imparfait 
2. Chaque soirée, je lisais le livre « La Peste » d'Albert Camus. 

Aan welke woord/woorden in de zinnen kun je halen welke verledentijdsvorm je moet gebruiken?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

puis
alors
avant
souvent
ensuite
après
toujours
d'habitude
soudain

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

L'emploi du passé composé et l'imparfait
Passé composé                  Gebeurtenis uit het verleden wat                                                                                               iemand heeft gedaan en/of afgerond.

Hier, je suis allé à Rotterdam avec mes amis.
D'abord, nous avons fait du shopping, puis nous avons mangé une pizza. 

- geeft antwoord op de vraag: en toen?
- het gaat om een afgesloten gebeurtenis : begin en eind zijn duidelijk

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

L'emploi du passé composé et l'imparfait
Imparfait                         hoe het in het verleden was


Ce jour-là, il pleuvait très fort.


Avant, je faisais du basket le lundi et le jeudi.


Aline préparait le dîner pendant que Jean-Christophe nettoyait la maison.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Samengevat..
Passé composé

Gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan.
- en toen?;
- plotseling;
- 1 duidelijk moment;
- begin en einde zijn bekend;
Imparfait

Hoe het in het verleden was.
- een gewoonte/feit;
- iets wat gebruikelijk was;
- een toestand/beschrijving (het weer bijvoorbeeld);

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Kun je nu onderstaande zin uitleggen?
Les dominos tombaient,
alors il en a enlevé un.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

QUIZZZZZZZ!

Imparfait ou passé composé?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Oscar-Claude Monet ____ originaire de Paris.
A
était
B
a été

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Mais il ____ toute son enfance en Normandie.
A
passait
B
a passé

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Ses parents l'____ toujours Oscar.
A
appelaient
B
ont appelé

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Enfant, je jeune Oscar ____ l'école.
A
détestait
B
a détesté

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Heureusement, il ____ peindre dès son plus jeune âge.
A
pouvait
B
a pu

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

AU TRAVAIL
Maak opdracht 5, 6, 7 en 8 (les 2) van je boekje. 

Klaar?
Leer vocabulaire A op blz. 86
Link naar quizlet staat op Teams!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions