Quiz belangrijke begrippen klas 4

Belangrijke begrippen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Belangrijke begrippen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan de betekenis van de woorden op blz. 68 en 69 opnoemen.
  • Ik kan de woorden van blz. 68 en 69 op de juiste manier in een zin gebruiken.  

Slide 2 - Slide

Begrippen bestuderen
  • Je hebt 5 minuten de tijd om de begrippen en betekenissen op       bladzijde 68 en 69 te bestuderen.
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Wat is de ... voor het schrijven van deze tekst?
A
aanleiding
B
inleiding
C
illustratie
D
hoofdgedachte

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'voornaamste'?
A
minste
B
laatste
C
belangrijkste
D
eerste

Slide 5 - Quiz

Welke woord hoort bij de volgende omschrijving?

een bewering een beetje afzwakken door te laten zien dat je er ook anders naar kunt kijken
A
amuseren
B
nuanceren
C
uitdrukken
D
weerleggen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'activeren'?


A
iemand overtuigen
B
aansporen om iets te doen
C
iemand vermaken
D
iemand laten zien dat iets zo is

Slide 7 - Quiz

grondig
op zijn hoogst
ongeveer
globaal
intensief
maximaal

Slide 8 - Drag question

Met .... probeert een schrijver de lezer duidelijk te maken dat hij gelijk heeft.

Slide 9 - Open question

Wat is GEEN ander woord voor mening?


A
aanleiding
B
standpunt
C
opvatting

Slide 10 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met 'aan bod komen'?
A
te koop zetten
B
een doel bereiken
C
verkocht worden
D
aan de beurt komen

Slide 11 - Quiz

persoonlijk
zakelijk
formeel
informeel

Slide 12 - Drag question

Welk woord betekent het tegenovergestelde van 'tegenstelling'?
A
argument
B
verklaring
C
toelichting
D
overeenkomst

Slide 13 - Quiz

Hoe een tekst in elkaar zit, noem je ook wel de ...... van een tekst.

Slide 14 - Open question

Een tussenkopje noem je ook wel een ....
A
alinea
B
deeltitel
C
fragment
D
titeldeel

Slide 15 - Quiz

Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als 'nuanceren'?
A
amuseren
B
opmaken
C
relativeren
D
weerleggen

Slide 16 - Quiz

De verdeling van een tekst over de bladzijde noem je ook wel de ... .
A
opbouw
B
opmaak
C
oorzaak
D
woordgroep

Slide 17 - Quiz

Welk woord is GEEN ander woord voor affiche?
A
aanplakbiljet
B
ingezonden stuk
C
poster

Slide 18 - Quiz