Workshop Begrippen in de zorg

Workshop Begrippen in de zorg
1 / 42
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Workshop Begrippen in de zorg

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

https://youtube.com/shorts/SfSDUSEbC4E?si=H1UI4BHOaVYujZ-T  

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

papier
pen
stiften

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

woorden in de pot

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

VVT

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

EVV’er
A
Eerst Verantwoordelijke Verzorgende
B
Eerst Verzorgen en verplegen
C
Eindverantwoordelijke in verpleeg- en verzorghuizen
D
Ecoline Verven Vegen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het zelfde als zorg in natura
A
geld wat je krijgt en geen belasting over gaat betalen
B
een soort heitje voor een karweitje
C
zorg door mantelzorgers, het is dus gratis
D
Een Persoonsgebonden budget (PGB) is een geldbedrag waarmee u zorg kunt inkopen bij een zorgaanbieder of bij iemand in uw eigen netwerk.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Psychogeriatrie
A
Is de geneeskunde die zich bezighoudt met beperkingen van de geestelijke vermogens op hogere leeftijd.
B
Is de geneeskunde die zich bezighoudt met ouderen.
C
Is geneeskunde die zich bezighoudt met de psyche van de mens.
D
Het is een aandoening die vaak voorkomt bij ouderen.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Intramuraal
A
zorg die bij iemand thuis, dus niet in een verzorgings- of verpleeghuis, wordt geleverd.
B
Betekent letterlijk ’binnen de muren’. Vakjargon voor wonen en zorg in een verzorgings- of verpleeghuis.
C
Het is een discipline die bij een organisatie is aangesloten
D
Dat is een wijze waarop je iemand injecteert.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Extramuraal
A
Betekent letterlijk ’binnen de muren’. Vakjargon voor wonen en zorg in een verzorgings- of verpleeghuis.
B
Het is een discipline die bij een organisatie is aangesloten
C
zorg die bij iemand thuis, dus niet in een verzorgings- of verpleeghuis, wordt geleverd.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

CVA
CVA is de afkorting voor
A
Controleren, verwerken en actie ondernemen
B
Cerebrovasculair Accident.
C
COPD, Vaatziekten en Astma
D
Combinatie van aandoeningen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

ketenzorg

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Deze persoon behartigt de financiële en zakelijke belangen van iemand die op dit punt wilsonbekwaam is, bijvoorbeeld omdat hij/zij de ziekte van Alzheimer heeft. Enwordt door de rechter aangesteld.
A
EVV'er
B
de persoonlijk begeleider
C
Een bewindvoerder
D
de arts

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Een andere naam voor curator is
A
rekenmachine
B
persoonlijk begeleider
C
senior verpleegkundige
D
bewindvoerder

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

classificeren

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

NAH
A
normale ademhaling en hartslag
B
na hoofdletsel
C
Niet Aangeboren Hersenletsel
D
wat jammer...

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Geriatrie
A
Het specialisme is speciaal gericht op ouderen met meerdere aandoeningen tegelijkertijd.
B
Het specialisme is speciaal gericht op cliënten met spraakproblematiek .
C
Het specialisme is speciaal gericht op cliënten met meerdere aandoeningen tegelijkertijd.
D
Het specialisme is speciaal gericht op cliënten met hartritmestoornissen.

Slide 19 - Quiz

De naam geriatrie komt van het Griekse woord ‘geron’, dat ‘oudere’ betekent, en van ‘iatros’, dat ‘arts’ betekent.
persoongebonden budget
A
geldbedrag voor alle zieke mensen
B
bankrekening van patiënt
C
Zorg in natura
D
Een geldbedrag waarmee mensen met of zonder beperking hun eigen zorg kunnen inkopen.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

afasie
Zorg in natura
A
Zorg die de zorgaanbieder regelt voor patiënt. De zorgaanbieder bepaalt hoe de zorg geregeld is.
B
De zuster aan het bed van de patiënt.
C
Zorg betaald door het ziekenhuis
D
Zorg van de zorgverlener

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

ambulant
A
iets dat niet plaatsgebonden is
B
personeel op een ambulance
C
amulet
D
iets dat in beweging is

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Ambulante dienstverlening
A
hulp vanuit de huisartsenpraktijk
B
hulpverlening op afspraak met een hulpverlener
C
zorgverlener
D
praktijkondersteuner

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Dosis
A
meervoud van doos
B
type medicijn
C
Verschillende medicijnen die op een dag moeten worden ingenomen
D
de hoeveelheid medicijn die per keer moet worden ingenomen.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

waar denk je aan bij palliatieve zorg

Slide 26 - Slide

Palliatieve zorg is erop gericht iemand die ongeneeslijk ziek is een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te geven in de beperkte tijd die hem of haar nog gegeven is
Complicatie
A
Aandoening die optreedt bij ziekte
B
bijkomend probleem dat de oorspronkelijke aandoening erger maakt.
C
gecompliceerd ziekteprobleem
D
samengaan van verschillende ziekten

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Chronisch
A
verkoudheid
B
iets wat niet overgaat
C
een blijvende complicatie
D
chromosomenziekte

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

zelfredzaamheid

kwalificatiedossier


acute situatie
A
reanimeren van een patiënt
B
dringende gebeurtenis
C
situatie van een patiënt
D
Een situatie waarin iets gebeurt dat niet verwacht was.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Meneer Janú heeft diabetes en woont geheel zelfstandig thuis. Nadat de dokter heeft geconstateerd dat hij een geïnfecteerde ingegroeide teennagel heeft – ten gevolge van slechte persoonlijke hygiëne – wordt zijn zoon ingeschakeld om hem hierin te begeleiden. Drie keer per week komt hij langs om zijn vader te helpen en om de wond te verzorgen. Na 3 weken is de wond genezen. Meneer Janú is heel dankbaar voor deze hulp.

A
Mantelzorg
B
Zelfzorg
C
Professionele zorg

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Mevrouw Baarle kan na een hersenbloeding niet meer spreken en nauwelijks meer bewegen.
De verzorgenden stellen haar steeds gerust als ze haar verzorgen, ze aaien over haar arm of wang, spreken op een geruststellende toon en kijken haar altijd aan. Op die manier wordt wassen, omkleden en eten een prettige bezigheid voor mevrouw Baarle die het allemaal zelf niet meer kan. Meestal ligt mevr. Baarle in bed, maar de verzorgenden tillen haar elke dag in haar rolstoel, zodat ze bij de anderen kan zitten. Zo vereenzaamt ze minder en hoort ze erbij.
A
Mantelzorg
B
Zelfzorg
C
Professionele zorg

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Julia Vermeer is na de laatste avond van carnaval, van haar fiets gevallen. Ze heeft een flinke blauwe plek op haar been en ze merkt dat ze naast een gigantische kater, ook een zere keel heeft. Ze blijft de daaropvolgende 3 dagen in bed liggen, eet veel fruit en drinkt veel thee met honing. Enkele tabletten paracetamol helpen tegen de pijn van de blauwe plek. Op vrijdagochtend staat ze weer op en zit ze weer lekker in haar vel. Ze neemt zich voor om de volgende keer iets minder te drinken.

A
Mantelzorg
B
Zelfzorg
C
Professionele zorg

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent verbaal?
A
Jezelf uitdrukken door middel van taal
B
Jezelf uitdrukken door middel van uitdrukkingen en gebaren, zonder woorden.

Slide 34 - Quiz

Objectief: Objectief wil zeggen: je neemt iets waar zoals het is, zonder dat je daarbij een mening geeft of gevoelens mee laat spelen.
Je ziet dat iemand een rode jas aan heeft en zegt: "Zij heeft een rode jas aan." Je geeft er geen mening over.

Subjectief: Subjectief is als het om een persoonlijke mening of persoonlijke gevoelens gaat. Bij subjectief gaat het om iets wat jij vindt of voelt.
Het tegenovergestelde van subjectief is objectief. Bij objectief gaat het juist om wat feitelijk is, zoals iets werkelijk is
6. Wat is domotica?
A
Domotica zijn elektronische voorzieningen die ervoor zorgen dat dingen makkelijker, veiliger of sneller gaan.
B
Bij domotica worden alle zorghandelingen gedaan door ADL-hulpmiddelen.

Slide 35 - Quiz

Domotica: Domotica zijn elektronische voorzieningen die ervoor zorgen dat dingen makkelijker, veiliger of sneller gaan.
Apparatuur in huis kan automatisch bediend worden.
sociale kaart

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat is AED?
A
Automatische Externe Defibrillator. Wordt gebruikt bij reanimaties.
B
Automatische Elektronische Deactivator. Wordt gebruikt bij zorghandelingen.

Slide 37 - Quiz

AED: Een AED is een draagbaar apparaat dat je gebruikt bij het reanimeren. AED is de afkorting van Automatische Externe Defibrillator.
Somatiek
A
Met somatiek of somatisch wordt bedoeld dat iemand een lichamelijke ziekte of handicap heeft.
B
Met somatiek of somatisch wordt bedoeld dat iemand een psychische ziekte heeft.
C
Met somatiek of somatisch wordt bedoeld dat iemand een ziekte heeft wat te maken heeft met sociale relaties aangaan
D
Dit is een ziekte of angststoornis voor het maken van sommen

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Zorgprofiel is
A
Hiermee bedoelen we welke rol je als zorgvrager uitvoert
B
Hierin kan je zien welke medische geschiedenis een zorgvrager heeft
C
dit is een lijst waarin je kan zien
D
indicatiebesluit en geeft aan op hoeveel zorg iemand recht heeft

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

EMB
A
Ernstig meervoudig beperkt.
B
enkelvoudig matig beperkt
C
Eenvoudige mobiele begeleiding
D
eenvoudig matig begaafd

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

galgje

Slide 41 - Slide

GHZ

decorum

Slide 42 - Link

This item has no instructions