Grammatica 11.1: Het werkwoord indicativus praesens

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Het werkwoord: vervoeging en persoonsvormen

ARGO 11.1

In deze lessonup 

herhaal/leer je over het Griekse werkwoord

- de indicativus

- het praesens

- de uitgangen

Op welke letters eindigt een 3 ev praesens ook alweer in het Grieks?

1. -ουσιν
2. -ει
3. -ειν
4. -ος

Staat er een infinitivus in deze zinnen?
Zij lopen naar school
Zij willen naar school fietsen

1. Ja, lopen
2. Ja, willen
3. Ja, fietsen
4. Nee, er is geen inf.

Wat je al weet: 

Ἡ γυνὴ τὸν υἱὸν καλεῖ.

 De vrouw roept de zoon.  (3e ev)

Αἱ γυναῖκες τὸν υἱὸν καλοῦσιν.

 De vrouwen roepen de zoon. (3e mv)

Τὸν υἱὸν ἐθελουσι καλεῖν.

 Zij willen de zoon roepen. (inf)

Indicativus

= het rijtje van de persoonsvormen

dus: ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij

Praesens

 = tegenwoordige tijd

dus: 

ik loop, jij schrijft, zij timmert, wij lezen, jullie kijken, zij lachen

Welke zin is goed Grieks?

1. ὁ θεος τας γυναικας λυειν
2. ὁ θεος τας γυναικας λυει
3. ὁ θεος τας γυναικας λυουσιν
4. ὁ θεος τας γυναικας λυετε

Werkwoord

ev

mv

1e

1e

2e

2e

3e

3e

jullie

wij

zij

ik

hij/zij/het

jij

Als je de uitgangen soepel kent, kun je van elke vorm bepalen welke persoon het is

Werkwoord

ev

mv

1e

1e

2e

2e

3e

3e

ετε

ομεν

ουσι(ν)

ω

ει

εις

Bijzonder in het Grieks

als het onderwerp van de zin een onzijdig meervoud is, staat de persoonsvorm in het enkelvoud:

 

Τὰ τέκνα φεύγει. De kinderen vluchten.

Persoonsvorm en pers. vnw.

Je kunt persoon en getal uit de persoonsuitgang afleiden

 

 Τὸ δεῖπνον παρασκευάζω.

 Ik maak de maaltijd klaar.

Het pers. vnw. in de nominativus:  alleen voor nadruk 

θαυμαζετε

1. ik bewonder
2. wij bewonderen
3. zij bewonderen
4. jullie bewonderen

γιγνωσκουσιν

1. ik weet
2. jullie weten
3. hij weet
4. zij weten

χαιρω

1. ik verheug me
2. zij verheugen zich
3. jullie verheugen je
4. wij verheugen ons

ἀκουετε

1. ik luister
2. jullie luisteren
3. wij luisteren
4. geen van deze antwoorden

Τα πλοια φευγει
betekent:

1. Hij vlucht in het schip
2. Het schip vlucht
3. De schepen vluchten
4. De vluchteling vaart

Welk woord vertaal je met 'jij zegt'?

1. λεγω
2. λεγει
3. λεγεις
4. λεγειν

Welke tijd is het praesens?

1. Verleden tijd
2. Gebiedende wijs
3. Tegenwoordige tijd
4. Voltooid verleden tijd

Ik

Jij

Hij zij het

Wij

Jullie

Zij

Infinitivus

ἀκουεις

ἐθελομεν

παρεχετε

λεγειν

ἐχω

λαμβανουσιν

ἁρπαζει

εἰμί (zijn)

Lekker onregelmatig! 

Heeft een praesens en een imperfectum

(geen aoristus)

Ik snap het Griekse werkwoord

😒🙁😐🙂😃