4.4 hij het ze

Welkom klas 
goedenavond
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 17 min

Items in this lesson

Welkom klas 
goedenavond

Slide 1 - Slide

planning
  • Hij / het / ze 
PAUZE
  • zelfstandig werken 
  • toetsen
  • spreken


Slide 2 - Slide

  • De kast is groot, hij is groot. 
  • Het boek is nieuw, het is nieuw. 
  • De schoenen zijn te klein, ze zijn te klein. 

Slide 3 - Slide

Hij / het / ze

Slide 4 - Mind map

De / het woorden

De - woorden --> hij
Het - woorden --> het
Meervoud --> ze 

Slide 5 - Slide

dus...
De bal --> ......... is rond
Het veld --> ......... is groot
De tassen --> ........... zijn zwaar

Slide 6 - Slide

oefenen

Slide 7 - Slide

 hij het ze
Vul bij de vragen het goede woord in. Kies uit:
Hij
Het
Ze

Slide 8 - Slide

Johan heeft een nieuwe broek.
................. was heel duur.

Slide 9 - Open question

Onze auto staat naast de weg.
.......... is kapot.

Slide 10 - Open question

Ruud pakt geld.
................... zit in zijn zak.

Slide 11 - Open question

Ik zoek de pillen.
................... zitten in een doosje.

Slide 12 - Open question

De nieuwe jas is rood.
................... kost 85 euro.

Slide 13 - Open question

Ozan zoekt een boek voor zijn school. ........................ heet Taalcompleet A2.

Slide 14 - Open question

De cursus duurt 4 jaar.
................ start in september.

Slide 15 - Open question

Wij zijn blij met de nieuwe computers. ............... zijn snel.

Slide 16 - Open question

Waar zijn de kinderen?
.................... zijn buiten.

Slide 17 - Open question

Waar is je telefoon?
..................... ligt op tafel.

Slide 18 - Open question

Wij eten koekjes.
........................ zijn lekker.

Slide 19 - Open question

Van wie zijn deze spullen?
.................. zijn van mij.

Slide 20 - Open question

Het vest kost normaal 50 euro.
............... kost nu 25 euro.

Slide 21 - Open question

Ik zie niks door het raam.
............... is erg vies.

Slide 22 - Open question

herhalen (dingen)
de - woorden --> hij
het - woorden --> het
meervoud --> ze

Mijn fiets is kapot. Hij staat in de schuur. 
Het ontbijt is klaar. Het is lekker.
Ik heb de schoenen besteld. Ze zijn bruin. 

Slide 23 - Slide

wie/wat 

Mijn fiets is kapot. Hij staat in de schuur. 
Het ontbijt is klaar. Het is lekker.
Ik heb de schoenen besteld. Ze zijn bruin. 

Slide 24 - Slide

Rest. 
 Mijn fiets is kapot. Hij staat in de schuur. Ik breng hem naar de fietsenmaker. 

Het ontbijt is klaar. Het is lekker. Ik zet het op tafel.

Ik heb de schoenen besteld. Ze zijn bruin. Ik heb ze nog niet betaald.

Slide 25 - Slide

wie/wat + ww + rest + ww 2
Ik +  breng  + hem  naar de fietsenmaker.
Ik + zet + het op tafel.
Ik + heb + ze + betaald. 

Slide 26 - Slide

personen 
de man --> hij
De man is oud. Hij heeft rimpels. 
de vrouw --> zij
De vrouw is jong. Zij is sportief.
het kind --> het 
Het kind is blij. Het rent door het park.
meervoud --> ze 
De opa's zijn aardig. Ze zijn lief. 

Slide 27 - Slide

personen - rest
de vrouw loopt op straat. Ik zie haar lopen.
De man heeft honger. Ik geef hem eten.
De kinderen helpen goed. Ik bedank ze

Slide 28 - Slide

Spreken 
  • Wie is jouw favoriete persoon? Waarom? 
  • Wat is jouw favoriete voorwerp? Waarom? 
  • Wat is jouw favoriete dier? Waarom? 


Gebruik de woorden: Hij / het / ze OF hij/zij/ze / haar / hem  

Slide 29 - Slide

Hoe was de les? 
Wat vond je makkelijk / moeilijk? 
Wat wil je leren? 

Slide 30 - Slide