L34: Voltooide tijden

• Nederlands
• Secundair onderwijs

L34: Voltooide tijden

O.T.T.

- PV = HOWW (tegenwoordige tijd)

Ik maak huiswerk.

O.V.T.

- PV = HOWW (verleden tijd)

Ik maakte huiswerk

O.T.T.T.

- PV = zullen (tegenwoordige tijd)

- INF = HOWW
Ik zal huiswerk maken.

O.V.T.T.

- PV= zullen (verleden tijd)

- INF = HOWW

Ik zou huiswerk maken. 

 VTT

- PV = hebben/zijn (tegenwoordige tijd) 

- VD = HOWW 

Ik ben geraakt. 

Hij heeft gevierd.

VVT

- PV = hebben/zijn (verleden tijd) 

Jij was geslaagd.

Wij hebben gesmokkeld.

VTTT

- PV = zullen 

- VD= HOWW

- INF= hebben/zijn

Ik zal geslaagd zijn.

VVTT

- PV = zullen

- VD= HOWW

- INF= hebben/zijn

Ik zou geslaagd zijn.

Beschrijf wat je in het pretpark doet in de O.T.T.

Bv. Ik wacht in de rij. 

Beschrijf wat je aan zee doet in de O.V.T.

Bv. Aan zee wandelden we aan het strand. 

Vraag: Wat is de juiste vorm in de O.V.T.?
De juf en de stagiair _____ vandaag op het schoolplein.

1. dans
2. dansen
3. dansten
4. dansden

Wat is de juiste vorm in de O.V.T.?
Toen de stroom uitviel, _____ we met zaklampen verder aan ons groepswerk.

1. werkte
2. werkten
3. werken
4. werkt

Wat is de juiste vorm in de O.V.T.?
Tijdens het schoolkamp _____ Finn per ongeluk in de modderplas.

1. viel
2. valt
3. val
4. valde

Wat is de juiste vorm in de O.T.T.?
In de pauze _____ mevr. Wagemans met een skateboard over het schoolplein.

1. rijd
2. rijdt
3. reed
4. reedt

Wat is de onvoltooid tegenwoordige tijd?

1. Ik heb gelopen naar school.
2. Ik loop naar school.
3. Jij speelt voetbal.
4. Zij zou gaan lopen.

Wat is de voltooid verleden tijd?

1. Ik had gegeten.
2. Ik eet nu.
3. Zij was geraakt.
4. Jij zal komen.

Wat is de onvoltooid verleden toekomende tijd?

1. Jij zou de afwas doen.
2. Zij zal de finish halen.
3. Ik zou gaan lopen.
4. Ik wou dat opeten.

Wat is de voltooid tegenwoordige tijd?

1. Ik heb gewerkt.
2. Ik werk nu.
3. Jij zou gaan werken.
4. Zij heeft gestudeerd.

Wat is de onvoltooid verleden tijd?

1. Jij hebt gewandeld.
2. Zij speelde met vrienden.
3. Ik zal wandelen.
4. Ik wandelde gisteren.