au/ou ei/ij

1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Schrijf bij elk plaatje een zin.  Beschrijf wat er gebeurt. Gebruik in elke zin twee van deze woorden. Keihard, bereikbaar, bouwvakker, vrachtauto, kauwgom, benauwd, aardbei, boerderij.

Slide 2 - Slide

Het meisje houdt erg van ....

Slide 3 - Open question

Een boer woont op een ....

Slide 4 - Open question

De .... heeft het erg koud.

Slide 5 - Open question

De ...... brengt de vracht gauw naar locatie.

Slide 6 - Open question

Ei, ij, au of ou. Schrijf het woord op
ei, ij, au of ou. Schrijf het juiste woord op.

Slide 7 - Slide


Slide 8 - Open question


Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


Slide 15 - Open question