What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
Start Meer dan lezen par. 3 + 4
Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.
Pak je spullen:
leesboek
laptop (
dicht
, op tafel)
Open je leesboek,
we starten met lezen.
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.
Pak je spullen:
leesboek
laptop (
dicht
, op tafel)
Open je leesboek,
we starten met lezen.
Slide 1 - Slide
Doel van de les
Je kent al de
tekstverbanden
:
chronologisch concluderend, opsommend, tegenstellend, toelichtend, doel-middel, oorzakelijk, redengevend, samenvattend, vergelijkend.
Het verschil tussen
feiten
,
meningen
en
argumenten
Misschien heb je nog een vraag?
Slide 2 - Slide
Theorie
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's.
Die vormen samen weer een geheel, ze staan dus niet zomaar bij elkaar. Dat alles bij elkaar hoort, wordt gevormd door
verbanden
.
Deze verbanden breien de alinea's aan elkaar.
Hiervoor heb je
verbindingswoorden
nodig: ook wel
signaalwoorden
genoemd.
Slide 3 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
chronologisch verband
daarna, eerst, uiteindelijk, vervolgens
concluderend verband
dus, al met al, daarom
opsommend verband
bovendien, daarnaast, ook, vervolgens
tegenstellend verband
maar, daarentegen, echter, toch
toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan
Slide 4 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
doel-middel
aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat
oorzaak
als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat
redengevend
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want
samenvattend
al met al, kortom, met andere woorden, samengevat
vergelijkend
evenals, in vergelijking met, net als, zoals
Slide 5 - Slide
Feiten, meningen of argumenten
Een
feit
is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Een
mening
is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.
Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het feestje
(=
mening
).
Dat staat je namelijk geweldig!
(=
argument
)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Aan de slag!
Wat?
Open je laptop en
maak de oefentoets
van Cursus 1 § 3+4.
Hoe?
Werk zelfstandig en dus
in stilte
.
Hulp?
Lukt het niet? Steek je hand op, ik kom je helpen.
Wat leer ik daarvan?
Je oefent met een tekst met vragen. Oftewel: je oefent voor de toets volgende week.
Klaar?
Voldoende afgerond? Ga iets voor jezelf doen.
Slide 8 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Daar komen nu nog vijf verbanden bij:
- doel-middel
- oorzaak
- reden
- samenvatting
- vergelijking
Slide 9 - Slide
Feit of mening?
- Er moet naast NPO 1, 2 en 3 een speciale jongerenzender komen.
- Schaatser Thomas Krol werd in maart 2022 in het Noorse Hamar wereldkampioen op de sprint.
- Dat ons land bij elk voetbalkampioenschap oranje kleurt van de plastic troep, vind ik afschuwelijk.
- Kikkervisjes groeien in ongeveer acht weken uit tot kikkers.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Aan de slag!
Wat?
Je mag je laptop openen en
maak opdracht 5
van §3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2).
Hoe?
Werk zelfstandig, zachtjes overleggen mag.
Hulp?
Je mag zachtjes overleggen. Lukt het niet? Steek je hand op, ik kom je helpen.
Klaar?
Ga verder met de opdrachten van §4.
Slide 12 - Slide
Aan de slag!
Wat?
Je mag je laptop openen en
maak opdracht 5
van §3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2).
Hoe?
Werk zelfstandig, zachtjes overleggen mag.
Hulp?
Je mag zachtjes overleggen. Lukt het niet? Steek je hand op, ik kom je helpen.
Klaar?
Ga verder met de opdrachten van §4.
Slide 13 - Slide
Theorie
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's.
Die vormen samen weer een geheel, ze staan dus niet zomaar bij elkaar. Dat alles bij elkaar hoort, wordt gevormd door
verbanden
.
Deze verbanden breien de alinea's aan elkaar.
Hiervoor heb je
verbindingswoorden
nodig: ook wel
signaalwoorden
genoemd.
Slide 14 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
chronologisch verband
daarna, eerst, uiteindelijk, vervolgens
concluderend verband
dus, al met al, daarom
opsommend verband
bovendien, daarnaast, ook, vervolgens
tegenstellend verband
maar, daarentegen, echter, toch
toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan
Slide 15 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Daar komen nu nog vijf verbanden bij:
- doel-middel
- oorzaak
- reden
- samenvatting
- vergelijking
Slide 16 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
>>
aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te,
opdat, zodat
Slide 17 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Oorzakelijk verband
Geeft aan waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
>>
als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat,
dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat
Slide 18 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
>>
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk,
omdat, want
Slide 19 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Samenvattend verband
Geeft een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.
>>
al met al, kortom, met andere woorden, samengevat
Slide 20 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Vergelijkend verband
Laat een overeenkomst of verschil tussen twee of meer zaken zien.
>>
evenals, in vergelijking met, net als, zoals
>> ook de vergrotende trap:
leuker, mooier, beter, ... dan
Slide 21 - Slide
Aan de slag!
Wat?
Je mag je laptop openen en
maak opdracht 2 t/m 5
van §3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2).
Hoe?
Werk zelfstandig, zachtjes overleggen mag.
Hulp?
Je mag zachtjes overleggen. Lukt het niet? Steek je hand op, ik kom je helpen.
Klaar?
Ga verder met de opdrachten van §4.
Slide 22 - Slide
Doel van de les
Aan het einde van deze les ken je de
tekstverbanden
:
chronologie
conclusie
opsomming
tegenstelling
toelichting oorzaak
doel-middel
reden
samenvatting
vergelijking
Slide 23 - Slide
§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Lees tekst 1: 'China wil 'harde' jongeren, geen gamers'.
Markeer of onderstreep belangrijke woorden en zinnen.
Stel vragen over delen die je lastig vindt of niet begrijpt.
Slide 24 - Slide
Start Meer dan lezen par. 3 + 4
Slide 25 - Slide
More lessons like this
Kennis quiz Lezen 3.3
November 2023
-
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Leesvaardigheid
July 2025
-
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, vwo
Leerjaar 3,4
Signaalwoorden
January 2022
-
26 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Kidsweek in de Klas
2.3 lezen Talent
November 2023
-
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2,3
1.3 lezen Talent
November 2023
-
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2,3
Examentraining II quizvragen III
February 2019
-
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Examentraining
Signaalwoorden en tekstverbanden
January 2022
-
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Leesvaardigheid - examen
January 2022
-
31 slides
n
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Examentraining