Voorzetsel à-de + lidwoord

Grammaire D: voorzetsel à plus lidwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammaire D: voorzetsel à plus lidwoord

Slide 1 - Slide

de + een bepaald lidwoord
Als het Franse voorzetsel de (=van) in een zin wordt gevolgd door le of les dan wordt het samengevoegd tot één woord.
C'est l'entrée du collège. -> Het is de ingang van de school.

C'est le chien des voisins. -> Het is de hond van de buren.
de + le -> du

de + les -> des

Slide 2 - Slide

à + bepaald lidwoord (=le, la, l', les)
Als het Franse voorzetsel à (=in, naar, aan, op, bij, ...) in een zin wordt gevolgd door le of les, dan wordt het samengevoegd tot één woord. 


Le prof donne les notes aux élèves -> de docent geeft de cijfers aan de leerlingen.
Au sommet de la montagne, il fait froid. -> op de top van de berg is het koud.
à + le = au
à + les = aux

Slide 3 - Slide

au
à la
à l'
aux
du
de la
de l'
des
La couleur ... robe est très belle.
C'est le bureau ..... directeur.
On va ... restaurant ce soir.
L'entraîneur .... équipe est très sévère.
Interdit .... chiens et ... animaux sauvages.
La caravane ... voisins est très vieille.
Ma petite soeur va ... école primaire.
Je voudrais le menu ... carte.

Slide 4 - Drag question

Paragraaf D chapitre 2 hebben we al gemaakt, maar online kun je daar (opnieuw) mee oefenen.
Zorg dat je weet wat de samentrekking kan betekenen! Let op hoe je het in het NL het beste kan vertalen.

'de' in het Frans wordt in de meeste gevallen vertaald met 'van', maar soms ook met 'over'. 
Elle parle de ses rêves -> zij praat over haar dromen.
Elle parle au prêtre -> zij praat tegen/met de priester.

Slide 5 - Slide

Vocabulaire en classe
Je krijgt de omschrijving van een woord. Noteer het antwoord in het Frans.

Slide 6 - Slide

Le début de la/ta vie commence avec ...

Slide 7 - Open question

100 ans est ...

Slide 8 - Open question

Autre mot pour discuter...

Slide 9 - Open question

On est libre car le prof est malade.
Vertaal: car
A
auto
B
want
C
omdat
D
terwijl

Slide 10 - Quiz

J'ai peur de l'expression au visage de ma mère. Vertaal: l'expression.
A
de uitzending
B
de druk
C
de uitdrukking
D
de uitvinding

Slide 11 - Quiz

Nous sommes très contents de nos efforts. Vertaal: content(s)
A
inhoud
B
boos
C
bevatten
D
tevreden

Slide 12 - Quiz

Certains élèves apprennent trop tard leur vocabulaire. Vertaal: certain(s)
A
sommige
B
gordijnen
C
zeker
D
enkele

Slide 13 - Quiz

Cherche un image d'un arbre.

Slide 14 - Open question

Cherche un image des yeux verts.

Slide 15 - Open question

Prochain cours: étudier
Vendredi: apprendre le vocabulaire selon le programme

Slide 16 - Slide