3. Hoe reageer je wanneer je de gedachte gelooft
- Hoe behandel je hem als je de gedachte gelooft? Hoe kijk je? Wat zeg je wel/niet? Wat doe je wel/niet. Wees specifiek.
- Hoe behandel jij jezelf als je de gedachte gelooft?
- Geeft deze gedachte spanning/ontspanning?
- In wiens zaak zit je als je de gedachte gelooft (jezelf, ander, hogerhand?)