3M 8.2 Oorzaken van gedrag

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Thema 8 Gedrag
8.1 Wat is gedrag?
8.2 Oorzaken van gedrag
8.3 Aangeboren en aangeleerd gedrag
8.4 Sociaal gedrag
8.5 Taakverdeling binnen groepen
8.6 Gedrag bij mensen


Slide 2 - Slide

Startopdracht 

Wat is het verschil tussen een ethogram en een protocol?





  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Je jas hang je over je stoel
  4. Pak je boek, schrift + pen

timer
2:00

Slide 3 - Slide

Startopdracht - antwoorden
Wat is het verschil tussen een ethogram en een protocol? 

Een ethogram is een lijst met gedragsbeschrijvingen.
Het ethogram heb je nodig om een protocol te kunnen maken.

Een protocol is de beschrijving van het aantal handelingen van een dier in een bepaalde tijd.

Slide 4 - Slide

Ethogram
Protocol

Slide 5 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 8.2 --> Oorzaken van gedrag
  • Filmpje sleutelprikkels --> 6.5 minuten
  • Filmpje supranormale prikkels --> 4.5 minuten
  • Afsluiting 

Slide 6 - Slide

Leerdoelen 
  • Je kunt beschrijven waardoor gedrag wordt veroorzaakt en hierbij sleutelprikkels en supranormale prikkels onderscheiden.

Slide 7 - Slide

Gedrag
Gedrag = alles wat een mens of dier doet
Gedrag = een reactie op prikkels

Gedrag wordt veroorzaakt door:
  • inwendige prikkels
  • uitwendige prikkels

Gedrag ontstaat door een reactie (respons) op die prikkels

Slide 8 - Slide

Prikkels
  • Prikkel = verandering waarop je kunt reageren
  • Inwendige prikkel: prikkel veroorzaakt door je eigen lichaam zoals honger, dorst, angst, agressie of seksuele drift (hormonen).
  • Uitwendige prikkel: prikkel uit je omgeving zoals licht of geluid.

  • Prikkels komen binnen bij zintuigen.
  • Zintuigen geven een impuls aan het zenuwstelsel
  • Je hersenen reageren en zorgen dat je lichaam reageert = respons
     Respons --> een reactie op een prikkel.

Slide 9 - Slide

Motivatie
Gedrag komt tot stand door inwendige en uitwendige prikkels. Er is ook motivatie nodig. Motivatie bepaald of gedrag wel of niet wordt vertoond
Motivatie wordt veroorzaakt door inwendige prikkels.

Je ruikt de patat (uitwendige prikkel)
Je hebt geen honger (inwendige prikkel)
Je koopt geen patat = respons
De motivatie is laag.

Slide 10 - Slide

Gedrag wordt veroorzaakt door de reactie op inwendige en uitwendige prikkels.

Werkt een prikkel altijd?

A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Vraag
Gedrag wordt veroorzaakt door de reactie op inwendige en uitwendige prikkels.


Werkt een prikkel altijd? 

Slide 12 - Slide

Antwoord
Nee
Soms kan je een prikkel niet waarnemen (drempelwaarde)
Soms behoeft een prikkel geen reactie (geen motivatie)

Motivatie (inwendige prikkel) bepaald vaak of gedrag wel of niet vertoond wordt.

Slide 13 - Slide

Verschil in drempelwaarde

Als een prikkel te klein is, dan kan het zintuig het niet waarnemen.

De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE.


De drempelwaarde is bij 

verschillende organismen anders: 

een hond kan beter ruiken dan 

een mens.

Slide 14 - Slide

Drempelwaarde is niet altijd even hoog:
Als iemand ergens erg goed op let, dan zal hij iets sneller horen.
Op dat moment is de drempelwaarde lager.

Als je afgeleid bent, hoor je het juist niet... 
De drempelwaarde is hoger
 
De drempelwaarde is bij verschillende organismen anders: een hond kan beter horen dan een mens

Slide 15 - Slide

Wat gebeurt er met de drempelwaarde van je gehoor als je je concentreert om goed te luisteren?

A
De drempelwaarde wordt hoger.
B
De drempelwaarde wordt lager.

Slide 16 - Quiz

Sleutelprikkels
Prikkels die altijd leiden tot bepaald gedrag zijn sleutelprikkels

Respons op sleutelprikkel is aangeboren.

Respons = reactie

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Welke sleutelprikkel zag je in het filmpje?
A
De vorm
B
De kleur

Slide 19 - Quiz

Sleutelprikkel en supranormale prikkel
  • Prikkel dat leidt tot hetzelfde gedrag --> sleutelprikkel
  • Sleutelprikkel dat overdreven gedrag oproept (sterkere respons) --> supranormale prikkel


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Supranormale prikkel
  • Supranormale prikkel: een prikkel die een sterker respons maakt dan sleutelprikkel
  • De hele snavel rood maken

Slide 22 - Slide

Sleutelprikkels en Supranormale prikkel
Mensen gebruiken dit ook --> eigenschappen worden benadrukt of overdreven. 

Sleutelprikkel:
Bij motivatie altijd hetzelfde gedrag.
Supranormale prikkel:
Nog sterkere reactie dan sleutelprikkel.

Slide 23 - Slide

Consumentengedrag
Consumentengedrag = Gedrag van mensen die producten kopen

In reclame worden sleutelprikkels en supranormale prikkels gebruikt om mensen over te halen product te kopen

Slide 24 - Slide

Huiswerk

Lezen 8.2
Maken opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 8





Slide 25 - Slide

Na verloop van tijd hoort iemand de klok niet meer tikken.
Wat is er met de drempelwaarde gebeurt?
Wat is de biologische term voor dit verschijnsel?
A
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
B
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
C
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet gewenning.
D
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet gewenning.

Slide 26 - Quiz