herhaling zn, bijv. nw, hww, volt. dw, enkv, meerv.

• Taal / spelling
• Basisschool
• Groep 5,6

herhaling

Wat is het zn?
Een konijn huppelt door het gras.

1. een konijn
2. huppelt
3. het gras
4. huppelt

Wat is het bijv. nw
De gele zon schijnt vrolijk aan de hemel.

1. zon
2. gele
3. vrolijk
4. hemel

Wat is het bijv. nw
We lopen voorzichtig over het gladde ijs.

1. lopen
2. voorzichtig
3. gladde
4. ijs

Wat is het bijv. nw
De grote hond rent hard door de tuin.

1. grote
2. hond
3. hard
4. tuin

Wat is het zn?
De leeuw brult luid in de verte.

1. de leeuw
2. brult
3. luid
4. verte

Wat is het volt. dw?
Wij hebben gisteren een spannende film gekeken.

1. gekeken
2. gisteren
3. spannende
4. hebben

Wat is het zn?
De papegaai imiteert mijn stem perfect.

1. perfect
2. stem
3. imiteert
4. papegaai

Welke zin staat in het enkelvoud?

1. De katten liggen te slapen op de bank.
2. De vogels vliegen hoog in de lucht.
3. De kinderen hebben gespeeld op het schoolplein.
4. De koe graast in de wei.

Wat is het zn?
Een dolfijn springt uit het water.

1. springt uit
2. het water
3. een dolfijn

Wat is het hww?
Mijn opa is naar een ander huis verhuisd.

1. mijn opa
2. is
3. ander huis
4. verhuisd

Welke zin staat in het meervoud?

1. De auto heeft gereden over de weg.
2. Het meisje lacht om de grap.
3. De vissen zwemmen in de vijver.
4. De jongen leest een spannend boek.

Wat is het volt. dw?
De hond heeft zijn bot in de tuin begraven.

1. de hond
2. heeft
3. zijn bot
4. begraven

Wat is het bijv. nw
Mijn zachte knuffelbeer ligt altijd naast mijn kussen.

1. zachte
2. knuffelbeer
3. altijd
4. kussen

Wat is het hww?
De leerlingen hebben hard voor de toets geleerd.

1. hard
2. hebben
3. voor
4. geleerd