4.1 reading(31-01)

Welcome back V3K3!



Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome back V3K3!



Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 

Slide 1 - Slide

Today:
1. Recap
2. Homework check
3. Grammar
4. Get to work!
5. Checking goals
6. Homework





Goals (aan het einde van de les...) :
-  Kun je vertellen wat er in de toekomst gaat gebeuren in het Engels.
- Kun je vergelijkingen maken in het Engels.

Important dates:





Slide 2 - Slide

1. Recap
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 3 - Slide

1. Recap
  1. Wat waren 'abbreviations' ook al weer?
  2. Noem een voorbeeld van een afkorting in het Engels.
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 4 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: Unit 4.1 opdracht 1 t/m 6

We bespreken samen opdrachten 3 en 4. 
Tijdens het bespreken ben je stil. Als je vragen of opmerkingen hebt steek je je vinger op.

Slide 5 - Slide

3. Grammar
1. I will help you in a minute.
2. He will call her tomorrow. 
3. We will make pancakes next week.

Schrijf deze zinnen op.
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 6 - Slide

3. Grammar
1. I will help you in a minute.
2. He will call her tomorrow. 
3. We will make pancakes next week.

Wat hebben deze zinnen gemeen?
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 7 - Slide

3. Grammar
1. I will help you in a minute.
2. He will call her tomorrow. 
3. We will make pancakes next week.

Wat geven 'will + hele werkwoord' aan?
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 8 - Slide

3. Grammar: toekomst
1. I will help you in a minute.
2. He will call her tomorrow. 
3. We will make pancakes next week.

Je gebruikt de toekomende tijd will + hele werkwoord als iets in de toekomst gaat gebeuren. 
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 9 - Slide

3. Grammar: toekomst
Je gebruikt de toekomende tijd will + hele werkwoord als iets in de toekomst gaat gebeuren. 



Bedenk een eigen zin met will + hele werkwoord. Schrijf deze op!
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
timer
0:30

Slide 10 - Slide

3. Grammar: toekomst
Je gebruikt de toekomende tijd will + hele werkwoord als iets in de toekomst gaat gebeuren. 


Dit ging over bevestigende zinnen... Welke andere zinnen waren er ook al weer?
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 11 - Slide

3. Grammar: toekomst
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
Bevestigend

Will + hele werkwoord

I will help you tomorrow.
Ontkennend

Won't + hele werkwoord

She won't go on the next trip.
Vragend

Will + onderwerp + hele werkwoord

Will they visit us any time soon?

Slide 12 - Slide

3. Grammar: toekomst
In vraagzinnen waarin je iets aanbiedt of een voorstel doet, gebruik je altijd shall bij I en we


Shall I buy this for Susan?
Shall we go in?

Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 13 - Slide

3. Grammar: toekomst
Fill in: will, won’t or shall.

1. If you go to bed you ______ feel better tomorrow.
2. _______ we go to Paris next week?
3. I _______ tell anyone. Your secret is safe with me.
4. ______ you talk to her for me?




Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 14 - Slide

3. Grammar: toekomst
Fill in: will, won’t or shall.

1. If you go to bed you will feel better tomorrow.
2. _______ we go to Paris next week?
3. I _______ tell anyone. Your secret is safe with me.
4. ______ you talk to her for me?




Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 15 - Slide

3. Grammar: toekomst
Fill in: will, won’t or shall.

1. If you go to bed you will feel better tomorrow.
2. Shall we go to Paris next week?
3. I _______ tell anyone. Your secret is safe with me.
4. ______ you talk to her for me?




Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 16 - Slide

3. Grammar: toekomst
Fill in: will, won’t or shall.

1. If you go to bed you will feel better tomorrow.
2. Shall we go to Paris next week?
3. I won't tell anyone. Your secret is safe with me.
4. ______ you talk to her for me?




Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 17 - Slide

3. Grammar: toekomst
Fill in: will, won’t or shall.

1. If you go to bed you will feel better tomorrow.
2. Shall we go to Paris next week?
3. I won't tell anyone. Your secret is safe with me.
4. Will you talk to her for me?




Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 18 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 19 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
tall - taller - tallest
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 20 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
tall - taller - tallest
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 21 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
beautiful - more beautiful - most beautiful
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.

Slide 22 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
What do you notice?
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
more expenstive
most beautiful
more intelligent
most interesting
thinner
smallest
colder
youngest

Slide 23 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
What do you notice?
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
more expenstive
most beautiful
more intelligent
most interesting
thinner
smallest
colder
youngest

Slide 24 - Slide

3. Grammar: comparing things / people
When do you use more/most and when -er/-est?
Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
more expenstive
most beautiful
more intelligent
most interesting
thinner
smallest
colder
youngest

Slide 25 - Slide

Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
3. Grammar: comparing things / people
  • short words (one syllable):
    -er / -est
small - smaller - smallest


  • long words (three+ syllables):
    more / most                              
popular - more popular - most popular

Slide 26 - Slide

Tijdens de uitleg ben je stil. Steek je vinger op als je een vraag / opmerking hebt.
3. Grammar: comparing things / people
  • two syllables ending in -le, -er, -ow, -y:
    -er / -est
simple - simpler - simplest


  • two syllables not ending in -le, -er, -ow, -y):
    more / most                              
careful - more careful - most careful

Slide 27 - Slide

3. Grammar: comparing things / people

Uitzonderingen

  • much/many - more (than) - (the) most
  • little - less (than) - (the) least
  • good - better (than) - (the) best
  • bad - worse (than) - (the) worst



Slide 28 - Slide

4. Get to work!
Do:  
Worksheet
  • Do exercises 1 - 4 on your worksheet. 





Finished?
- Practise more grammar (online)

How?
- In groups of three.
- Mind your volume.
- No music.
- Until the timer reaches 00:00. 






timer
0:00

Slide 29 - Slide

5. Checking goals
  • Wanneer gebruik je 'will + hele werkwoord'?
  • Vertaal 'Ik zal je over een uur helpen.' naar het Engels.
  • Wat zijn comparisons?



Slide 30 - Slide

    6. Homework
Voor dinsdag 1 februari (6e uur):


Unit 4, lesson 1
Maken: Opdr. 7 t/m 9
Leren: Words lesson 2

Slide 31 - Slide