Possessivpronomen = bezittelijke voornaamwoord

Hallo, ihr alle!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hallo, ihr alle!

Slide 1 - Slide

Lernziele:
  • Ich wiederhole die Regels für der/die/das + ein/eine
  • Ich lerne die Possessivpronomen.

Slide 2 - Slide

Wiederholung (herhaling)
Wir wiederholen der, die und das

Mache die Aufgaben auf den folgenden zwei Folien: 
Schleppe (sleep) die Wörter auf den richtigen Platz (plek). 

Slide 3 - Slide

der
die
das

mannelijke personen / dieren

zaaknamen die eindigen op -e

namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen

vrouwelijke personen en dieren

woorden op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ik, -ion, -tät 

woorden die in het Nederlands "het-woorden" zijn

woorden die eindigen op -chen en -lein

Slide 4 - Drag question

der
die
das
Landschaft
Sonntag
Januar
Winter
Übung
Musik
Osten
Mädchen
Brot
Katze
Büchlein
Tiger

Slide 5 - Drag question

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat voor een zelfstandignaamwoord

Slide 6 - Slide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- ik eet mijn banaan / ich esse meine Banane

- dat is jouw huis / das ist dein Haus

- jij hebt zijn fiets / du hast sein Fahrrad

Slide 7 - Slide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
euer(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 8 - Slide

Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein_ Mann
eine Frau
ein_ Kind
keine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

De bezittelijke voornaamwoorden gaan precies zoals ein/kein!

Slide 9 - Slide

Ook regelmatige werkwoorden
Maar met een kleine uitzondering

Slide 10 - Slide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -m of -n
atmen, regnen, zeichnen, rechnen
werkwoord: öffnen  stam:öffn
ich öffn e
du öffn est
er/sie es öffn et
wir öffn en
ihr öffn et
sie öffn en
Sie öffnen


Slide 11 - Slide

gehen

sie
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehst

Slide 12 - Quiz

en nu in een zin

Slide 13 - Slide

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 14 - Open question

ich (gehen) ............ nach Hause.

Slide 15 - Open question

Er (kaufen) ........... einen Skihelm

Slide 16 - Open question

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 17 - Open question

Grammatik
Maak stencil 

Slide 18 - Slide

Das sind (jullie) ___ Eltern (mv).
A
eure
B
euer
C
sein
D
seine

Slide 19 - Quiz

Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
ein_ Mann
eine Frau
ein_ Kind
keine Autos
Voorbeelden:
- Mein_ Bruder (m) hat Zahnschmerzen
- Unsere Eltern (mv) sind sehr lieb
- Euere Lehrerin (v) hat hunger
- Ihr_ Baby (o) schläft

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 22 - Quiz


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 23 - Quiz

Das ist (mijn) ___ Hund (m).
A
meine
B
mein
C
dein
D
deine

Slide 24 - Quiz

Das ist (zijn) ___ Tasche (v).
A
meine
B
mein
C
sein
D
seine

Slide 25 - Quiz

Zum Schluss (tot slot)
Leer de bezittelijke voornaamwoorden. Je moet weten:
1. wat de VERTALINGEN van de bezittelijke voornaamwoorden zijn.
2. wanneer het bezittelijke voornaamwoord de UITGANG -e krijgt en wanneer niet. 






Slide 26 - Slide

Hast du der Stunde gut folgen können und die Lernziele erreicht?
A
Ja!
B
Größtenteils.
C
Nicht komplett.
D
Nein. Ich brauche Hilfe!

Slide 27 - Quiz

Ga nu in het boek aan de slag
Buch Seite 152 
Aufgabe 23 t/m 25 + 28/29

Slide 28 - Slide