V4 - les 4 - lugar de la fiesta ser, estar y hay

Escribe en tu cuaderno en español lo que vas a ver en el vídeo pero no sabía en holandés sobre esta fiesta.
1 / 28
next
Slide 1: Mind map
SpaansMiddelbare schoolWOvwoLeerjaar 4Studiejaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Escribe en tu cuaderno en español lo que vas a ver en el vídeo pero no sabía en holandés sobre esta fiesta.

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Video

timer
1:00
Escribe en tu cuaderno en español lo que has visto pero no sabía en holandés.

Slide 3 - Mind map

Clase de español V4 

Objetivo
Describir el lugar de la fiesta
Saber cuándo y cómo usar SER, ESTAR y HAY

Slide 4 - Slide

Hoy en clase
La clase anterior
ser, estar o hay
Escribir II párrafo: el lugar de la fiesta
La evaluación
La preparación para el lunes

Slide 5 - Slide

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior de dos horas:
  1. ¿De qué fiesta has escrito el texto?
  2. ¿Qué parte de la presentación habéis preparado en la clase anterior?
  3. ¿Qué gramática hemos practicado en esa clase?
timer
3:00

Slide 6 - Slide

La clase de hoy

objetivos: 
Repasar el perfecto
Repasar hay/ser/estar
Terminar sobre el lugar de la fiesta

Slide 7 - Slide

El perfecto
10 seconde om na te denken hoe je deze tijd maakt.
20 seconde om 3 onregelmatige werkwoorden in deze tijd te zetten

Slide 8 - Slide

El perfecto
Coge tu reader pag. 25 y hacer ejercicio 25 (uit je hoofd)
timer
4:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Ejercicio
Habla con tu compañero/a de clase sobre hay/ser/estar
1. Wat betekent het?
2. Wat zijn de vervoegingen van elk werkwoord?
3. Wanneer gebruik je hay?
4. Wanneer gebruik je ser?
5. Wanneer gebruik je estar?
timer
3:00

Slide 11 - Slide

La forma de HAY
Sólo hay una forma.
No cambia.

pero wel in de perfecto: ha habido
of imperfecto: había


Slide 12 - Slide

El uso de HAY
Hay vertaal je met er is of er zijn.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estadio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                  Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELEDEN:   
HAY als er geen lidwoord, getal of onbepaalde hoeveel staat

Hay muchas/pocas/algunas  tiendas en el centro de Ámsterdam.

Slide 13 - Slide

El uso de ser
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen, karakter
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdsaanduiding
  • prijs
  • bezit


Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de SER
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 14 - Slide

El uso de ESTAR
  • plaatsaanduiding
  • fysieke of mentale toestand (gevoelens)
  • voorbijgaande toestand
  • om te zeggen wat je van het eten vindt.
Kan je er een Nederlandse zin bij bedenken?
La forma de ESTAR
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 15 - Slide

Ejercicios
Zo dadelijk zijn er wat oefeningen in lesson up.

Neem de oefeningen over in je schrift voorin. 

Schrijf de zinnen in het Spaans in je schrift met hay/ser/estar (vervoeging).

Slide 16 - Slide

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 17 - Drag question

San Fermin . . . una fiesta que se celebra en Pamplona.
A
es
B
está

Slide 18 - Quiz

Pamplona . . . en el norte de España.
A
es
B
está

Slide 19 - Quiz

San Fermin . . . . muy popular en España.
A
es
B
está
C
hay

Slide 20 - Quiz

Durante la fiesta también . . . . muchos turistas extranjeras en Pamplona.
A
están
B
son
C
hay

Slide 21 - Quiz

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal

Slide 22 - Slide

un vídeo
Vas a mirar un vídeo de Tio Spanish cómo explica dónde se celebra la fiesta y cúando y el porqué

Después tenéis que hacerlo vosotros.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Practicar a presentar
In groepjes van 4 gaan jullie elkaar presentatie geven.
Luister naar elkaar en geef feedback:
1. grammatica: concordantie/hay/ser/estar
2. uitspraak: v/ll/ch/u/z/c
3. presentatieskills: leerlingen aankijken/stemgebruik/uit t hoofd?
timer
8:00

Slide 26 - Slide

Evaluación
Levanta la mano si:
1. Ik weet nu wanneer ik hay/ser/estar moet gebruiken.
2. Ik heb de teksten voor de eerste en tweede dia helemaal af in het Spaans.
3. Ik weet nu wat er gebeurt in de San Fermines in Spanje.
4. Ik heb een beeld hoe de de Spanjaarden feest vieren.

Slide 27 - Slide

La preparación para:
Lunes: 
examen de vocabulario (toetsoverzicht)

Jueves: 
informatie in je schrift voorin opschrijven over de kleding (welk materiaal, welke kleding, welke kleur, accessoires).
imperfecto leren (vorm, gebruik, signaalwoorden)
vocabulaire leren pag.  11 en 12 ned-spa (kleding/kleuren/materiaal)

Slide 28 - Slide