This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Citaten
Slide 1 - Slide
Citaat (directe rede)
"Wat iemand zegt"
Slide 2 - Slide
Citaat
Je schrijft letterlijk op wat iemand heeft gezegd.
Zo citeer je:
Zet voor het citaat een dubbele punt.
Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
Zet het citaat tussen aanhalingstekens.
Slide 3 - Slide
Citaat
Slide 4 - Slide
Zinnen met citaten
Slide 5 - Slide
Let op
Staat een citaat vooraan in de zin? Géén dubbele punt!
Je zeg achter een citaat een , of ? of !
Slide 6 - Slide
DUBBELE PUNT in een citaat
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een ‘citaat’. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens:
–
Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’
–
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
'Dit is een citaat', zei hij.
Slide 9 - Slide
'Dit is', zei hij, 'een citaat.'
Slide 10 - Slide
Wat moet je doen als je iets moet citeren?
A
De alinea zo duidelijk mogelijk samenvatten.
B
De hele tekst kort en bondig samenvatten.
C
Een deel van de tekst in eigen woorden zetten.
D
Een deel van de tekst letterlijk overnemen.
Slide 11 - Quiz
komma
geen komma
voor aanspreking
eind van de zin
tussen twee PV's
tussen delen van een opsomming
bij een citaat
bij een gedachte
na aanspreking
Slide 12 - Drag question
Wat is CITEREN?
Slide 13 - Open question
Fimme zegt dat hij naar de wc gaat. Zet deze zin in de directe rede.
Slide 14 - Open question
Ulbe zegt : 'Ik ga de hond uitlaten.' Zet nu de zin in de indirecte rede.
Slide 15 - Open question
Meneer De Jong zegt: 'Wie heeft er nog nieuws van de dag?' Zet deze zin in de indirecte rede.