Les 14: 17-02; Oefenen Grammar Theme 3 1kgt

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

welcome! Today: Grammar

The plan

- huiswerkcheck

- ken je de Theme words van het huiswerk?

- Oefenen Grammar

- Some & Any

- Plurals

- Demonstrative pronouns

Goal

- Ik ken woorden over: 'At the table'

- Ik weet wanneer ik some of any moet gebruiken

- Ik weet hoe ik een woord in het meervoud moet zetten

- Ik weet de aanwijzende voornaamwoorden en kan deze gebruiken

Homework check

do: 54abcd + 57ab

'At the table'

Wat zie je
op het plaatje?

Wat zie je
op het plaatje?

Wat zie je
op het plaatje?

Wat zie je
op het plaatje?

Wat zie je
op het plaatje?

Quiz time!

Quiz time!

Some/any(een paar) 

Nu volgt er uitleg over some/any, wanneer gebruik je het? 

Do you want ... lemonade?

1. any
2. nothing
3. what
4. some

Please get me ... coffee!

1. now a
2. any
3. some
4. one

Some wordt gebruikt bij 'positieve' zinnen (+).

- I got some nice presents for Christmas this year.

- This job is going to take some time.

Any wordt gebruikt bij negatieve zinnen(-) en vragen(?).

- I didn't get any nice presents for Christmas this year.

- I looked in the cupboard but I couldn't find any biscuits.

- Have you got any idea what she is saying?

MAAR! Als je denkt dat het antwoord op een vraag "JA" is, gebruik je some:

- Can I have some sugar, please?

Do you have ... friends
that play ice hockey?

1. some
2. most
3. any
4. no

Shouldn't you be doing ... homework for school?

1. some
2. any
3. yours
4. those

Bring ... fruit!

1. no
2. any
3. such
4. some

Plurals(meervoud)

Make plural
Tomato

Make plural: life

Make plural: kiss

Make plural: baby

Plurals

Make plurals:
scarf

Make plurals:
monkey

Make plurals:
mouse

Plurals
box

Make plurals:
potato

Make plurals:
table

Make plurals:
pony

Make plurals:
bus

Plurals
man

Demonstrative pronouns

Vertaling: Aanwijzende voornaamwoorden.

Woorden die je gebruikt om iets aan te wijzen.

Dichtbij of ver(der) weg.

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here

1. This, This
2. That, That
3. This, That
4. That, This

... balloons here are nicer than .....ones over there.

1. Those, these
2. These, those
3. This, that
4. That, this

Demonstrative pronouns

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.

1. this
2. these
3. that
4. those

die mensen= ......... people

1. these
2. those
3. this
4. that

deze tafel = ......... table

1. these
2. those
3. this
4. that

dat huis = ........ house

1. these
2. those
3. this
4. that

(dichtbij) ____ dress

1. this
2. that
3. these
4. those

homework

do: 58, 59, 61ab

Study:

- Vocab Theme 3

- Grammar theme 3