HA2 Oefenen begrijpend lezen

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

 Theorie leesvaardigheid


Testen voorkennis

Slide 2 - Slide

Wat weten we nog over leesvaardigheid?

Slide 3 - Mind map

Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 4 - Open question

Tekstdoel 1: informeren.
Leg uit wat dit is.

Slide 5 - Open question

Tekstdoel 2: Overtuigen.
Leg uit wat dit is.

Slide 6 - Open question

Tekstdoel 3: Activeren/overhalen.
Leg uit wat dit is.

Slide 7 - Open question

Tekstdoel 4: Amuseren.
Leg uit wat dit is.

Slide 8 - Open question

Ik ga een appeltaart bakken. Daarvoor heb ik een recept gevonden. Wat is het tekstdoel van het recept?
A
informeren
B
activeren/overhalen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 9 - Quiz

Welke 4 leesstrategieën zijn er?

Slide 10 - Open question

Als je binnenkort een toets hebt, welke leesstrategie gebruik je dan voornamelijk?
A
Globaal lezen
B
Kritisch lezen
C
Lerend lezen
D
Zoekend lezen

Slide 11 - Quiz

Hoe weet ik wat de bron van de tekst is?

Slide 12 - Open question

Hoe is een tekst opgebouwd?

Slide 13 - Open question

Wat is het doel van de inleiding?

Slide 14 - Open question

Wat lees je in het middenstuk (kern)?

Slide 15 - Open question

Wat staat er in het slot?

Slide 16 - Open question

Wat is een hoofdgedachte?

Slide 17 - Open question

Wat is een kernzin?

Slide 18 - Open question

Welk doel kan een plaatje bij de tekst hebben?

Slide 19 - Mind map

Lees onderstaande alinea.

Slide 20 - Slide

Wat is de functie van de gelezen alinea?
A
Er wordt een aanleiding gegeven.
B
Er wordt een anekdote verteld.
C
Er wordt een probleem neergezet.
D
Er wordt een verklaring gegeven.

Slide 21 - Quiz

Lees onderstaande alinea.

Slide 22 - Slide

Wat is de functie van de gelezen alinea?
A
Er wordt een aanleiding gegeven.
B
Er wordt een anekdote verteld.
C
Er wordt een probleem neergezet.
D
Er wordt een verklaring gegeven.

Slide 23 - Quiz

Een tekstverband is de samenhang tussen alinea's en zinnen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Een tekstverband wordt aangegeven door een signaalwoord
(of verbindingswoord).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Tekstverbanden + signaalwoorden
Een tekstverband is dus de samenhang tussen alinea's en zinnen. 
Dit wordt aangegeven met een signaalwoord (ook wel verbindingswoord genoemd. 
Die van de volgende slide moet je leren.

Slide 26 - Slide

Tekstverbanden + signaalwoorden

Slide 27 - Slide

Opdracht: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 28 - Slide

Welke twee signaalwoorden zie je?
A
dinsdag - woensdag
B
nacht - langs
C
eerst - toen
D
forseerden - bromfiets

Slide 29 - Quiz

Welk tekstverband geven deze twee woorden (eerst - toen) aan?
A
opsomming
B
tijd
C
voorwaarde
D
omschrijving

Slide 30 - Quiz

Je ziet het woord zoals staan. Welk tekstverband hoort daarbij?
A
Voorwaarde
B
Inperking
C
Vergelijking
D
Voorbeeld

Slide 31 - Quiz

Kortom is een signaalwoord dat hoort bij het tekstverband conclusie.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 33 - Open question

Wat wist je al?

Slide 34 - Open question