grammatica zinsontleding havo 3

Gram. H3:

- 3F: herhaling zinsontleding

- uitleg bijvoeglijke bijzin blz. 28


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gram. H3:

- 3F: herhaling zinsontleding

- uitleg bijvoeglijke bijzin blz. 28


Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Grammatica zinsontleding

- Je herhaalt de zinsontleding omtrent de samengestelde zinnen en bijvoeglijke bijzinnen.




Slide 2 - Slide

Zinsdelen

wg of ng: gezegde van de zin (stappenplan op de volgende dia)

ow = wie/wat + wwg?
lv = wie/wat + wwg + ond?

mv = aan wie of voor wie?

bwb = prullenbak (antwoord op alle overige vragen: waar, wanneer, hoe etc.)

Slide 3 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1 Zoek het onderwerp van de zin op.
2 Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3 Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?
                                                           4  Doet of is het onderwerp iets?

Nee = wg                                            Doet = wg                       Is = ng

Slide 4 - Slide

Zinsdeelstukken

bvb = zegt iets over het kernwoord in een zinsdeel.

Het lieve kind op school | heeft | strafwerk | gekregen.

ond                                             wwg            lv                  wwg



Slide 5 - Slide

Oefenzinnen

1: Vanwege een kapotte bovenleiding rijden er vanavond geen treinen tussen Arkel en Hardinxveld.

2: Vanwege de slechte weersomstandigheden is de laatste etappe van de wielerronde flink ingekort.


1. Neem de zin over.

2. Benoem de zinsdelen: wg/ng, ow, lv, mv, bwb.

3. Kijk of je nog een bijvoeglijke bepaling of bijvoeglijke bijzin kunt vinden.

timer
5:00

Slide 6 - Slide

Zin 1:

wg = rijden

ow = (geen) treinen

lv = x 

mv = x 

bwb = vanwege een kapotte bovenleiding + tussen Arkel en Hardinxveld (geen) + vanavond

-----------------------------------

bvb:

kapotte --> bovenleiding


Zin 2:

wg= is ingekort

ond = de laatste etappe van de wielerronde

lv = x 

mv = x

bwb = vanwege de slechte weersomstandigheden + flink

-------------------------------

bvb:

laatste --> etappe

van de wielerronde --> etappe

slechte --> weersomstandigheden




Slide 7 - Slide

Korte herhaling hoofd- en bijzinnen

Alleen bij samengestelde zinnen kun je hoofd- en bijzinnen benoemen:

- Hoofdzin: de persoonsvorm staat op de 1e of 2e plaats in de zin

- Bijzin: de persoonsvorm staat op een andere plaats in de zin


Hoofdzin + hoofdzin = gelijk = nevenschikking (en/want/maar/of)

Hoofdzin + bijzin = ongelijk = onderschikking 

Bijzin + hoofdzin = ongelijk = onderschikking

Slide 8 - Slide

Oefenen 
- Verdeel de zin in tweeën.
- Omcirkel het voegwoord.
- Benoem de hoofd- en bijzinnen.

H:
Denk jij dat je dit spel gaat winnen?
V: Het enige wat ik nog moet leren voor de toets Engels, zijn de onregelmatige werkwoorden.

timer
3:00

Slide 9 - Slide

Antwoorden oefenen hoofd- en bijzinnen
- Verdeel de zin in tweeën.
- Omcirkel het voegwoord.
- Benoem de hoofd- en bijzinnen.

H:
Denk jij | dat  je dit spel gaat winnen?
      h-zin                           b-zin
V: Het enige wat ik nog moet leren voor de toets Engels| zijn de onregelmatige werkwoorden.
                                  b-zin                                                                                         h-zin

H-zin + H-zin = nevenschikking
H-zin + B-zin = onderschikking
B-zin + H-zin = onderschikking

Slide 10 - Slide

HV: bijvoeglijke bijzin 

Een bijvoeglijke bijzin (bvbzin):

geeft onmisbare of extra informatie over het woord dat ervoor staat (lijkt op de bijvoeglijke bepaling, maar dan in zinsvorm met PERSOONSVORM)

- begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord (woord dat terugwijst naar een woord dat ervoor staat, zoals die, dat, wat etc.)


De leerlingen die hun werkstuk al hadden ingeleverd, mochten naar huis.

Het leukste wat ik in het weekend heb gedaan, is lezen.








Slide 11 - Slide

Is het gedeelte voor de komma een zinsdeel of een zinsdeelzin?
Toen hij zag dat het was afgelopen, liep hij naar de koelkast.
A
zinsdeel
B
zinsdeelzin

Slide 12 - Quiz

Hoe benoem je de zinsdeelzin voor de komma?
Toen hij zag dat het was afgelopen, liep hij naar de koelkast.
A
onderwerpzin
B
lijdendvoorwerp-zin
C
meewerkendvoorwerp-zin
D
bijwoordelijke bijzin

Slide 13 - Quiz

Welke voegwoorden voegen twee hoofdzinnen aaneen?
A
en of maar want
B
omdat doordat
C
hoewel ofschoon
D
zodat opdat

Slide 14 - Quiz

Vroeger schreven geliefden elkaar een brief, maar nu schrijven zij elkaar een appje.
A
bijzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 15 - Quiz


A

Slide 16 - Quiz

Maak met het ww "blijven" een zin die minstens bestaat uit: ow + ng + twee bwb'en

Slide 17 - Open question

Hoe benoem je het zinsdeel dat een bijvoeglijke bijzin bevat?
Het schilderijtje dat jij mij gaf, heb ik boven mijn bureau gehangen.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quiz

Het schilderijtje dat jij mij gaf, past niet bij mijn behang.
A
De komma staat correct.
B
Er moet nog een komma voor dat.
C
De komma moet weg.
D
De komma kan weg.

Slide 19 - Quiz