Pv in vt en vdw

Nederlands 17-1
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan de zijkant
  2. Huiswerkcontrole
  3. Opdrachten nakijken
  4. Theorie: schrijfwijze persoonsvorm in verleden tijd + voltooid deelwoord
  5. Zelfstandig werken
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 17-1
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan de zijkant
  2. Huiswerkcontrole
  3. Opdrachten nakijken
  4. Theorie: schrijfwijze persoonsvorm in verleden tijd + voltooid deelwoord
  5. Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Huiswerkcontrole + opdrachten nakijken


1 t/m 5 op het stencil

Slide 2 - Slide

De vorige les
In de vorige les heb je geleerd hoe je de stam van een werkwoord maakt én hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.

Slide 3 - Slide

PV in de TT
Bij het schrijven van de persoonsvorm in de TT heb je drie mogelijkheden.

  1. STAM
  2. STAM+T
  3. HELE WERKWOORD

Slide 4 - Slide

Hoe maak je de stam van het werkwoord?

Slide 5 - Open question

Drie mogelijkheden
  • Stam
    Ik fiets iedere dag naar school
  • Stam+t
    Jij fietst iedere dag naar school
  • Hele werkwoorden
    Wij fietsen iedere dag naar school 

Slide 6 - Slide

Schrijf het werkwoord tussen de haakjes in de TT.
Meneer de Bock .... (schreeuwen) altijd zo hard als hij iets uitlegt.

Slide 7 - Open question

Schrijf het werkwoord tussen de haakjes in de TT.
... (gooien) Loeke en Caithlyn nou expres die bal in de prullenbak?

Slide 8 - Open question

Schrijf het werkwoord tussen de haakjes in de TT.
Feyza zegt: "Kijk! Ik ... (hebben) nu wel mijn schrift bij me."

Slide 9 - Open question

Aan het einde van deze les

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.
... heb je geleerd hoe je het voltooid deelwoord schrijft.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.

TT: Hij vangt de bal tijdens een potje trefballen.
VT: Hij ving de bal tijdens een potje trefballen
Vangen --> Vingen


Slide 12 - Slide

Schrijf het werkwoord in de VT:
'.... (gaan) jij gisteren naar de McDonalds?'

Slide 13 - Open question

Schrijf het werkwoord in de VT:
'Ik .... (zwemmen) een wereldrecord op de 50meter!'

Slide 14 - Open question

Schrijf het werkwoord in de VT:
'Gisteren .... (ontvangen) ik mijn nieuwe bed.'

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Zwakke werkwoorden in de VT
Voorbeeld: Judith .... (maken) alle opdrachten in de les.

Stappenplan:
  1. Maak van maken de stam --> mak
  2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip? --> Ja, dus +te of +ten
  3. Vul in de zin de ik-vorm in--> maak
  4. Kijk wie het werkwoord uitvoert. Enkelvoud of meervoud? --> Enkelvoud, dus +te
  5. Judith maakte alle opdrachten in de les.
 

Slide 17 - Slide

Zwakke werkwoorden in de VT
Voorbeeld: Gisteren .... (raden) Mees en Mo alle hints die de docent gaf.

Stappenplan:
  1. Maak van raden de stam --> rad
  2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip? --> Nee, dus +de of +den
  3. Vul in de zin de ik-vorm in--> raad
  4. Kijk wie het werkwoord uitvoert. Enkelvoud of meervoud? --> Meervoud, dus +den
  5. Gisteren raadden Mees en Mo alle hints die de docent gaf.
 

Slide 18 - Slide

Schrijf het werkwoord in de VT op.
'Het weer .... (klaren) gelukkig snel op.'

Slide 19 - Open question

Schrijf het werkwoord in de VT op.
'Een week geleden .... (typen) de leerlingen een heel verhaal.'

Slide 20 - Open question

Schrijf het werkwoord in de VT op.
'Ik ... (arriveren) altijd netjes op tijd in de les.'

Slide 21 - Open question

VOLTOOID DEELWOORD

Je weet hoe je de persoonsvorm vindt en schrijft. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in het zin staan, bijvoorbeeld een VOLTOOID DEELWOORD (vd).


Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de pv meestal een vorm van zijn, hebben of worden.

Slide 22 - Slide

VOLTOOID DEELWOORD

VB: Het vliegtuig is op Schiphol geland. 

pv= is

vd= geland


VB: Robin heeft geen straf gekregen.

pv=heeft

vd=gekregen

Slide 23 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Karin is naar Zaandam verhuisd.

Slide 24 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Mijn vriendin heeft haar kamer alweer veranderd.

Slide 25 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Waarom heb jij hem geloofd?

Slide 26 - Open question

voltooid deelwoord kort samengevat

Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.


Een voltooid deelwoord eindigt op:

  • -d
  • -t
  • -en

Slide 27 - Slide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.

Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).

  • Ik heb gerend. (want rende)
  • Ik heb gefietst. (want fietste)
  • Ik heb gepakt. (want pakte)


Uiteraard kun je ook 't kofschip gebruiken om te weten hoe je het voltooid deelwoord schrijft.

Slide 28 - Slide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord is makkelijker om te schrijven, maar misschien moeilijker om te onthouden.


  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen

Slide 29 - Slide

VOLTOOID DEELWOORD

Je kunt het schema gebruiken om te bepalen hoe je het voltooid deelwoord schrijft:

Slide 30 - Slide

Mijn broertje heeft heel lang (geloven) dat spoken bestaan.

Slide 31 - Open question

De gevallen soldaat werd (herdenken).

Slide 32 - Open question

De invaldocent heeft over het algemeen goed (lesgeven).

Slide 33 - Open question

Huiswerk voor vrijdag:
2 t/m 5 op blz. 33
1 t/m 3 op blz. 89


Slide 34 - Slide