2H herhalen grammatica h3 + H4

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin

Slide 3 - Quiz

Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde?

Slide 4 - Open question

De jongen uit de brugklas wil later graag proefvoetballen worden.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk

Slide 5 - Quiz

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz


Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

HWW - ZWW - KWW
1. Wat zijn de werkwoorden in de zin?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord?
3. Is dat werkwoord een KWW of een ZWW?
4. De rest van de werkwoorden zijn HWW's!
Hij zou later piloot willen worden.
      hww                         hww     kww

Slide 8 - Slide

Noem de werkwoorden uit onderstaande zin:

Hij heeft zijn haren al een jaar niet meer gewassen.

Slide 9 - Open question

Hij heeft zijn haren al een jaar niet meer gewassen.

Is het belangrijkste ww een zww of een kww?
A
zww
B
kww

Slide 10 - Quiz

Wat is het belangrijkste werkwoord
uit onderstaande zin?

Mijn hondje wil graag uitgelaten worden.

A
wil
B
uitgelaten
C
worden

Slide 11 - Quiz

Mijn hondje wil graag uitgelaten worden.


Is 'uitgelaten' een zww of een kww?


A
zww
B
kww

Slide 12 - Quiz

Sleep de werkwoorden uit de zin naar de goede plek.
Mijn hondje wil  graag uitgelaten   worden.
ZWW
HWW
KWW
wil
worden

Slide 13 - Drag question


In 2010 kwamen er maar weinig mensen naar dit evenement
A
2010= bepaald hoofdtelwoord
B
2010= onbepaald hoofdtelwoord
C
2010= bepaald rangtelwoord
D
2010= onbepaald rangtelwoord

Slide 14 - Quiz


In 2010 kwamen er maar weinig mensen naar dit evenement
A
Weinig= bepaald hoofdtelwoord
B
Weinig= onbepaald hoofdtelwoord
C
Weinig= bepaald rangtelwoord
D
Weinig= onbepaald rangtelwoord

Slide 15 - Quiz

Hoe vond je het om op deze manier de grammatica te herhalen?

Slide 16 - Open question