🖼️ Schrijfopdracht: "Wat zie jij gebeuren?"
Opdracht:
Kijk goed naar de afbeelding
Stap 1: Beschrijf wat er op dit moment gebeurt op de afbeelding (tegenwoordige tijd).
Stap 2: Bedenk wat er vlak vóór dit moment is gebeurd en vertel dat (verleden tijd).
🔹 Gebruik minstens 2 persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
🔹 Gebruik minstens 2 persoonsvormen in de verleden tijd.
Voorbeeld bij een afbeelding van een hond in een vijver:
De hond zwemt in het koude water en blaft naar een eend. Vlak daarvoor rende hij over het gras en sprong hij plotseling in het water.