1 M H4.1 Herhalen Karel de Grote/ Leenstelsel

1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Karel de Grote leefde in de tijd van Grieken en Romeinen.
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quiz

Welke gebeurtenis wordt gezien als het einde van de Oudheid en het begin van de Middeleeuwen?
A
De Germaanse volksverhuizingen in Europa.
B
De ondergang van het West-Romeinse Rijk.
C
De ondergang van het Oost-Romeinse Rijk.
D
Het begin van de regeerperiode van Karel de Grote.

Slide 3 - Quiz

1
2
3
Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Karel de Grote wordt de eerste keizer in de tijd van monniken en ridders.
De Romeinse generaal Julius Caesar veroverd Gallie en benoemt zichzelf tot dictator voor het leven.
In de Griekse leefwereld wordt in Athene de staatsvorm democratie ingevoerd.

Slide 4 - Drag question

Welke uitspraak past bij de Tijd van monniken en ridders?
A
Het was veel veiliger dan in de tijd van het Romeinse Rijk.
B
Na het Romeinse Rijk brak er een strijd uit om de macht. Uiteindelijk werd het Frankische volk het sterkst.
C
Na de val van het West-Romeinse Rijk voerden de Romeinen oorlog met de Franken.
D
De meeste mensen gingen in steden wonen. Daardoor werden de steden groter.

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van vroeger naar later?
A
Romeinen - Grote Volksverhuizingen - Franken
B
Franken - Grote Volksverhuizingen - Romeinen
C
Grote Volksverhuizingen - Franken - Romeinen
D
Franken - Romeinen - Grote Volksverhuizingen

Slide 6 - Quiz

Sleep alle voorwerpen die met dit tijdvak te maken hebben naar het tijdvak-pictogram.      

Slide 7 - Drag question

1. Karel de Grote woonde in Duitsland.
2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 8 - Quiz

Karel de Grote gebruikte zijn leger om
A
oorlogen te winnen
B
zijn post rond te brengen
C
bewapende mannen op te tillen
D
om op zijn kinderen te passen

Slide 9 - Quiz

Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

In 700 kroonde paus Karel de Grote tot keizer.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

1. De burchten waren van hout.
2. Karel de Grote was de koning van de Friezen..
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 12 - Quiz

2. De koning en zijn leenmannen
Karel de Grote 

Slide 13 - Slide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 14 - Slide

Hier staat Karel samen met een leenman, Het is een soort stripverhaal. Sleep jij de teksten naar de juiste plek?
Ik ben Karel
Ik ben een vazal
Dit is het leen
Ik zweer trouw

Slide 15 - Drag question

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 16 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 20 - Quiz

De leenheer beloofde de leenman met raad en daad bij te staan.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Graven en hertogen zijn voor Karel de Grote leenmannen
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Graven en hertogen zijn voor de boeren leenheren.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Waarom stuurde Karel de Grote (ambtenaren) zendgraven?
A
Om graaf te controleren
B
Om beloning te brengen.
C
Om wetten te maken
D
Om graaf te vervangen

Slide 25 - Quiz

1. Het leenstelsel zorgde voor onrust in het land.
2. In 814 stierf Karel de Grote.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 26 - Quiz

Vikingen zorgde na 814 voor rust in het rijk van Karel de Grote
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

Bekijk de schilderijen. Ze gaan over de kroning van Karel. Klik op de oogjes en sleep ze naar het juiste schilderij. 
Het ziet er echt uit.
Gemaakt tussen 1350 en 1400
Gemaakt tussen 1850 en 1900
Het ziet er mooier uit dan het misschien wel echt was.
De gezichten lijken niet zo echt.
Ik zie veel gebeuren.
Er is geen mooie achtergrond.
Het schilderij lijkt te leven.

Slide 28 - Drag question

Hier staan landen van Europa. Horen ze wel of niet bij het rijk van Karel de Grote? 
Sleep ze naar de juiste plek.
Nederland
België
Frankrijk
Italië
Duitsland
Engeland
Niet
Wel

Slide 29 - Drag question