Theorie Examenbundel

Theorie examenbundel
Je leest zelfstandig een stukje uit de bundel en daarna krijg je een paar vragen.

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Theorie examenbundel
Je leest zelfstandig een stukje uit de bundel en daarna krijg je een paar vragen.

Slide 1 - Slide

paragraaf 1 Examenbundel 
Lees even met me mee.

Slide 2 - Slide

2. Taalgebruik en aantal woorden

Lees zelfstandig de tekst op pagina 33 en 34
Onderstreep informatie die je belangrijk lijkt voor je examen 

Steek je handje van teams in de lucht, als je klaar bent met lezen

Slide 3 - Slide

Voor taal- en spelfouten krijg je aftrek in je puntenaantal op je examen. Hoeveel fouten mag je maximaal maken?

Slide 4 - Open question

Ook als je antwoord inhoudelijk fout is en geen punten oplevert, wordt het op taalgebruik en spelling beoordeeld.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Wanneer wordt er geen punt afgetrokken voor taal- en spelfouten? Dat gebeurt...
A
als je in telegramstijl antwoordt.
B
als je een kleine letter gebruikt waar een hoofdletter hoort.
C
als je geen punt zet achter je zin.
D
als je in je antwoord een of een paar woorden weglaat.

Slide 6 - Quiz

Als je gevraagd wordt 'in een of meer volledige zinnen te antwoorden', wordt een punt afgetrokken voor een antwoord als 'Omdat de ijskappen smelten.'
A
waar (losse bijzin, formuleerfout)
B
niet waar (losse bijzin, geeft niets)

Slide 7 - Quiz

3. signaalwoorden en signaalzinnen
4. tekstsoort, schrijfdoel, intentie van de schrijver 

Lees zelfstandig de tekst.
Onderstreep informatie die je belangrijk lijkt voor je examen.
.

Slide 8 - Slide

opsomming
conclusie

reden/verklaring
doel
oorzaak-gevolg
toelichting 
bovendien
       dus 
aangezien
om te
daardoor
ter illustratie

Slide 9 - Drag question

beschouwing
uiteenzetting
betoog
opiniëren
informeren
overtuigen
subjectief 
Objectief
objectief/subjectief

Slide 10 - Drag question

5. Citeren en met eigen woorden 


Slide 11 - Slide

Als er gevraagd iets 'met eigen woorden' uit te leggen, dan mag je ook citeren.
A
Ja, natuurlijk.
B
Nee, absoluut niet.

Slide 12 - Quiz

Het is nu de bedoeling dat je deze zin, ja deze hele zin die je nu leest, op de correctie manier dus met regelnummers (1-3) citeert in het vakje hieronder.

Slide 13 - Open question

6. Hoofdgedachte en hoofdvraag 

Slide 14 - Slide

In een antwoord op een met-eigen-woordenvraag mag je geen termen uit de tekst letterlijk overnemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

In een met-eigen-woordenvraag (parafraseer) mag je het max. aantal woorden met 10% overschrijden.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Je citeert niet meer dan één zin als je de hoofdgedachte van een tekst weergeeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

7. Samenvatten 


Slide 18 - Slide

Voordat je begint aan een samenvattingsopgave ga je na of de tekst een betoog, beschouwing of uiteenzetting is. Waarom is dat handig?

Slide 19 - Open question

8. Functies van tekstgedeeltes. 
Lees de tekst en onderstreep woorden die je niet zo bekend voorkomen.

Slide 20 - Slide

Noteer vijf functiewoorden die vooral van belang zijn voor het slot van een tekst.

Slide 21 - Open question

Wat zijn voorbeelden van verschillende soorten argumenten?
A
feiten, voorbeelden, vergelijking, gevolg
B
enkelvoudige, nevenschikkende argumentatie
C
nuancering, relativering, constatering
D
overdrijven van de voordelen, vals dilemma

Slide 22 - Quiz

Welke aanduiding is fout voor de bedoelde drogreden?
A
onjuist beroep op oorzaak-gevolg
B
onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
non sequitur (het volgt er niet uit)

Slide 23 - Quiz

Wanneer is een argumentatie niet consistent?
A
de bron is niet deskundig
B
de gebruikte argumenten leiden niet naar het standpunt
C
er zijn niet voldoende argumenten gegeven
D
het argument maakt het standpunt niet aannemelijker

Slide 24 - Quiz