12.1: Enzymen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

BS 1: Enzymen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
* Je kunt de werking van enzymen beschrijven
* Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen 
    bij voedselbederf.
* Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden 
    geconserveerd.

Slide 3 - Slide

Om voedingsstoffen uit je voedsel in je lichaam op te kunnen nemen, moeten ze eerst worden afgebroken.
Enzymen helpen bij  de afbraak van stoffen.
Ook voedselbederf ontstaat door de werking van enzymen.

Slide 4 - Slide

Enzymen
In je lichaam vinden veel scheikundige reacties plaats waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen. 
Enzymen zijn speciale eiwitten die die ervoor zorgen dat deze reacties snel plaatsvinden
Enzymen werken specifiek, ze kunnen maar 1 reactie versnellen. Er zijn dus veel verschillende enzymen.

Slide 5 - Slide

Enzymen
Enzymen "passen" maar op 1 soort stof. 
Ze kunnen werken als schaar en stoffen splitsen/klein maken.
En ze kunnen werken als lijm en stoffen samenvoegen.
Enzymen blijven leven en kunnen dus heel vaak stoffen knippen of plakken

Slide 6 - Slide

Enzymactiviteit
  • De enzymactiviteit is de snelheid waarmee de enzymen een reactie versnellen. 
  • Dit is afhankelijk van meerdere factoren, o.a. van:
  1. - temperatuur
  2. - zuurgraad
  • Hierbij hoort een optimumkromme met een minimum, een maximum en een optimum. In dit geval temperatuur.

Slide 7 - Slide

Minimum, Optimum & Maximum
* Bij de minimumtemperatuur is er geen enzym activiteit en stoffen worden 
   dus niet omgezet. Enzymen zijn tijdelijk onwerkzaam
* Als de temperatuur gaat stijgen neemt de enzymactiviteit steeds meer toe     tot de optimumtemperatuur is bereikt. Bij de optimumtemperatuur is de     
   enzymactiviteit het grootst.
* Bij een temperatuur hoger dan de optimumtemperatuur neemt de  
   enzymactiviteit steeds verder af tot de maximumtemperatuur. Het enzym       verandert dan van vorm en is voorgoed onwerkzaam/kapot.

Slide 8 - Slide

Zuurgraad
Enzymen werken in vloeistoffen
De stoffen die zijn opgelost in die vloeistof bepalen de PH of zuurgraad

Zuiver water is neutraal de PH is 7
Hoe lager de PH hoe zuurder
en hoe hoger de PH hoe meer basisch

Enzymen werken het best bij een zuurgraad die ongeveer neutraal (pH 7) is.

Slide 9 - Slide

Voedselbederf
Ons voedsel bestaat grotendeels uit dode resten van organismen. Schimmels en bacteriën breken dode resten van organismen af. Enzymen versnellen dit proces. 
Bij optimale omstandigheden (warm, vochtig) gaat dit het snelst.
Je voedsel bederft dan.

Slide 10 - Slide

Voedselvergiftiging

Bij de afbraak van voedsel kunnen giftige stoffen ontstaan die voedselvergiftiging veroorzaken. Je krijgt dan vaak buikpijn diarree en moet overgeven.


Als voedsel grote hoeveelheden schadelijke schimmels en bacteriën bevat (en niet goed bereid wordt) kun je zelfs een voedselinfectie krijgen. Bijvoorbeeld een besmetting met de salmonellabacterie. ---> Diarree, overgeven, buikkramp en soms zelfs koorts.




Slide 11 - Slide

Voedsel conserveren
Door voedsel te conserveren kunnen we het  langer houdbaar maken.

De omstandigheden voor bacteriën en schimmels worden dan ongunstig gemaakt.
Bijvoorbeeld bij een lage temperatuur of een droge omgeving zijn de meeste enzymen in schimmels en bacteriën niet actief en voedsel bederft dus minder snel.


Slide 12 - Slide

Manieren van conserveren
Er zijn verschillende manieren waarop de omstandigheden voor (de enzymen van) schimmels en bacteriën ongunstig gemaakt kunnen worden.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Conserveermiddelen
Je kunt ook conserveren door stoffen toe te voegen.
  • Zout
  • Suiker
  • Zuur
Ook deze stoffen zorgen voor ongunstige omstandigheden. Bijvoorbeeld door de zuur toe te voegen verandert de pH waarde waardoor de enzymen kapot gaan.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video