2EM Donnerstag, den 19. Juni 2025 Modalverben Kapitel 8 und 10

Donnerstag, den 19. Juni 2025
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Konjugieren (vervoegen) schwache Verben
  • Modalverben Kapitel 8 und 10
  • Machen Aufgaben
  • Hausaufgaben Woche 25
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Donnerstag, den 19. Juni 2025
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Konjugieren (vervoegen) schwache Verben
  • Modalverben Kapitel 8 und 10
  • Machen Aufgaben
  • Hausaufgaben Woche 25

Slide 1 - Slide

Lernziele
  • Je kunt de Modalverben: können, dürfen müssen, wissen, sollen, wollen, mögen en mochen in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kent de vertaling van deze Modalverben

Slide 2 - Slide

Wat is de basis voor het vervoegen van zwakke werkwoorden?

Slide 3 - Open question

Wat komt er standaard achter de stam bij zwakke werkwoorden. Vul in:
i . d . e . w . i . s . (verticaal)

Slide 4 - Open question

Modalverben: 
  • Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 
  • Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.
  • In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 5 - Slide

Schrijf zoveel mogelijk op over Modalverben. Seiten 78 + 81
Wat zijn verschillen?
Wat zie je nog meer?

Slide 6 - Open question

Wat valt je op aan het Modalverb sollen?

Slide 7 - Open question

Wat valt je op/is anders bij het Modalverb möchten?

Slide 8 - Open question

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben twee belangrijke verschillen t.a.v. vervoeging zwakke werkwoorden:

  1. de enkelvoud: ich, du, er, sie, es krijgt de stam een klinkerwisseling.   Bijv. 'ich kann' en 'wir können', 'er weiß, wir wissen'
  2. bij ich en er, sie, es krijg je géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss
  4. sollen -> stam blijft soll

Slide 9 - Slide

Grammatik   Seiten 78-79
  • Selbständig machen Aufgaben 18, 20 und 21
  • Fertig: Lesen Grammatik (grün) Seiten 78 und 81
  • Besprechen Aufgaben 18, 20 und 21.

Slide 10 - Slide

Grammatik   Seite 79
  • Aufgabe 19 Theorie anwenden -> Hören
  • Zusammen machen.
  • Besprechen.

Slide 11 - Slide

Vertaling Modalverben NLD:
  • können
  • dürfen
  • müssen
  • wissen
  • sollen
  • wollen
  • mögen
  • möchten

Slide 12 - Slide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/manniet et    →   als uitgang
er/sie/es/man möcht                    er/sie/es/man antwortet

Slide 13 - Slide

Wat heb je geleerd m.b.t. vervoegen zwakke werkwoorden en Modalverben?

Slide 14 - Open question

Hausaufgaben Woche 25          
Machen/lernen Buch B:
  • Lernen aantekeningen + Seiten 97 + 98 + 153
  • M Aufgaben 22 t/m 24 Seite 80
  • M Aufgabe 28 Seite 82


Slide 15 - Slide

Zum Schluss!!

Slide 16 - Slide

Grammatik   Seiten 81 + 83
  • Selbständig machen Aufgaben 25, 26 und 29
  • Fertig: Lesen Grammatik (grün) Seiten 78 und 81
  • Besprechen Aufgaben 25 und 26

Slide 17 - Slide

Modalverben 
  • Wat is het verschil tussen stam zwakke werkwoorden en Modalverben?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden wordt de stam anders bij Modalverben?
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden is er dus géén uitgang achter de stam?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben?
  • Wat betekenen de Modalverben?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video