2.1 Koers en Kaart

Telefoontas
Aan het begin van elke les stop je jouw mobiel 
in het vakje met jouw nummer. 

Schrijf zo het nummer even voor jezelf op. 

Je stopt de telefoon met de camera 
naar beneden en op stil in de tas. 

1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Telefoontas
Aan het begin van elke les stop je jouw mobiel 
in het vakje met jouw nummer. 

Schrijf zo het nummer even voor jezelf op. 

Je stopt de telefoon met de camera 
naar beneden en op stil in de tas. 

Slide 1 - Slide

Weektaak


Opdracht 6 t/m 11, 13 t/m 16

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 2 - meetkunde
Boek deel 1 - Hoofdstuk 2
Boek deel 2 - Hoofdstuk 7


< wie heeft deze (nog)?

Slide 3 - Slide

Wat verwacht ik van jou?
  1. Je stopt je telefoon aan het begin van de les in de telefoontas.
  2. Je legt het juiste boek, je schrift, een rekenmachine en een pen op tafel bij de start van de les. Je gaat rustig zitten. Je mag best even met elkaar praten maar zodra we starten, is het stil. 
  3. Tijdens de uitleg luister je in stilte. Je maakt een aantekening. 
  4. Tijdens het zelfstandig werken overleg je alleen met de persoon naast je als dat mag. 
  5. Je loopt niet zonder te vragen door het lokaal. 

Slide 4 - Slide

Schrift 
Ik raad je aan om te werken met een kantlijn. 

Schrijf de naam van het hoofdstuk duidelijk op. 
Hoofdstuk 2 Koers en kaart.

Er volgen per les een aantal leerlingen. Ik raad je aan om die in een leerdoelenlijst samen op te schrijven. 

Slide 5 - Slide

Lesplan

Weektaak
Leerdoelen
Werkboek
Uitleg koershoekmeter
Opdracht 6 t/m 11 
Bespreken koers
Uitleg schaal
Opdracht 13 t/m 16

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Je leert het verschil tussen windrichtingen en koersen
Je leert welke windrichtingen er zijn
Je leert hoe je een koers kunt meten (geodriehoek + khm)
Je leert hoe je kunt rekenen met een schaal

Slide 7 - Slide

Koers en koershoek
Windroos
(WINDRICHTING)


Koershoekmeter
(KOERSHOEK)

Slide 8 - Slide

Stappenplan (voorbeeld TEST) 
  • 1 - Teken op de plek waar je vandaan vertrekt een pijl naar het noorden.
  • 2 - Verbind de plaats van vertrek en de plaats waar je naar toe gaat met een lijn (alleen als je een hoek moet bepalen)
  • 3 - Leg de windroos met het midden precies op de plek van vertrek en de nul graden precies op de lijn die naar het noorden wijst.
  • 4 - Lees nu rechtsom (met de klok mee) af waar je de andere lijn tegenkomt OF meet en koershoek.
  • 5 - De hoek tussen deze twee lijnen noemen we de koershoek.

Slide 9 - Slide

Testopgave blz. 70

Slide 10 - Slide

Verschil koers en koershoek

Slide 11 - Slide

Teken de koers van Breskens naar Westkapelle.
Hoeveel graden is de koers van Breskens naar Westkapelle?

Slide 12 - Slide

Testopgave A
Maak de testopgave en 
bepaal welke opdrachten je moet maken.

In dit geval maken we allemaal 6 t/m 11.
timer
15:00
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Schaal rekenen

SCHAAL IS ALTIJD IN CM!! 
1 CM OP DE TEKENING STAAT VOOR ............ CM IN HET ECHT

Slide 14 - Slide

Schaal rekenen
Voorbeeld 
1 : 800 000 
1 cm op de tekening is 800 000 cm in het echt



Slide 15 - Slide

Schaal rekenen
Hemelsbreed - Je meet op de kaart van PUNT naar PUNT
Vuistregel: dit moet je leren

1. Afstand over de weg = 1,2 x afstand hemelsbreed
2. Je fietst ongeveer 15 km per uur
3. Je loopt ongeveer 5 km per uur

Slide 16 - Slide

schaal
  • spreek uit als: 
    schaal één op ........

  • schaal is in cm.

Je rekent een schaal vaak om naar km.

In dit geval: 460 000 cm = 4,6 km


Slide 17 - Slide

Schaal
Stap 1: Meet de afstand van punt A naar punt B 
bijvoorbeeld 2,8 cm (nauwkeurig meten!!)
Stap 2: Reken de schaal om naar kilometer 
bijvoorbeeld 1 : 500 000 
1 cm = 500 000 cm 
1 cm = 5 km (elke cm is gelijk aan 5 km)
Stap 3: afstand x kilometer
2,8 x 5 = 14 km (de afstand van punt A naar punt  B is in het echt 14 km)


Slide 18 - Slide

schaal

Stap 3: afstand x kilometer
2,8 x 5 = 14 km (de afstand van punt A naar punt  B is in het echt 14 km)

Soms vragen ze nog naar de wandel of fietstijd. 
Fietsen = 15 km / uur
Wandelen = 5 km / uur

Stap 4: wandeltijd van punt A naar punt B = afstand : snelheid
14 : 5 = 2,8 = bijna 3 uur

Slide 19 - Slide

Schaallijn

Slide 20 - Slide

Opdrachten maken
Opdracht 13 t/m 16
timer
15:00
timer
5:00

Slide 21 - Slide