Uitleg possessive- D1B


Welcome!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Welcome!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Grammatica uitleg over de possessive 
- Aan de slag met opdracht 13 
- Ontkenningen met have (got) kort herhalen 
- Een korte feedback vraag over mij als docent
- Zelfstandig aan de slag met opdracht 12 en 14 

Slide 2 - Slide

Wat is de possessive? 
  • De possessive betekent het bezit 
Het zegt dus wat over iets wat van iemand is. 
  • Voorbeeld:  De vrijstelling is van Splinter  
                                Het is Splinters vrijstelling
                                 
                                De joker is van Rocky 
                                Het is Rocky's joker

Slide 3 - Slide

Hoe maak je die bezitsvorm?
In het Nederlands zijn daar drie regels voor: 
                                               's, -s, '
In het Engels zijn daar ook drie regels voor: 
                                              's, '  , 'of' 

Slide 4 - Slide

Wanneer komt er 's achter?
Je zet een 's achter het woord/de naam bij: 
  1. namen van personen en dieren (ook als die al een -s hebben!) Voorbeeld: Orla's bag is big . Ciara's bicycle is pretty .  Chris's dog & Splinter's dog. 
  2. Enkelvouden Voorbeeld: This is my mother's jacket. The child's bed.
  3. Meervouden die niet op - s eindigen 
 Voorbeeld: The women's toilets / The men's toilets 
                          The children's room                          

Slide 5 - Slide

Charles ......... house is big
A
Charles's
B
Charleses
C
Charles
D
Charles'

Slide 6 - Quiz

Wanneer komt er een ' achter?
Je zet een ' achter het woord bij: 
  1. Meervouden van zelfstandig naamwoorden die al op een -s eindigen            
                                  Voorbeelden:  
                    My sisters' rooms are very tidy 
                   My parents' house is very close
                  These are my friends' bags 

Slide 7 - Slide

My neigbours..... house is pretty
A
Neigbours's
B
Neigbours
C
Neighbours'

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je 'of' ?
Je zet 'of' achter het woord bij: 
  1. Twee dingen 
  2. Geografische namen 
Voorbeelden: 
- Amsterdam is the capital of the Netherlands
- The lid of the pan 
- The back door of the school 

Slide 9 - Slide

The front door ..... the house?

Slide 10 - Open question

Aan de slag met opdracht 13
  • Exercise 13 on page 13 Activity book 
  • You will get 5 minutes
  • Finished? Have a look at exercise 12 and 14
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Ontkenningen met 'have (got)'
  • 'not' achter have of has zetten  
  • Je gebruikt altijd have, behalve bij he, she en it. Dan gebruik je has 
  • Ontkenningen met don't have/ doesn't have. Gebruik dan 'got' niet

Slide 12 - Slide

Hoe vond je mijn uitleg?
En heb je nog andere feedback over mij als docent?

Slide 13 - Open question

Zelfstandig aan de slag
Exercise 12 and 14 pp. 13 & 14 Activity book 

Slide 14 - Slide