de plantaardige cel

Plantencel
A
B
C
D
1 / 41
next
Slide 1: Quiz
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Plantencel
A
B
C
D

Slide 1 - Quiz

de plantaardige cel

Slide 2 - Slide

Prokaryoot
Dier
Plant
Schimmel
Plastiden
Celwand
zonder celwand
zonder vacuole
zonder celkern
celkern

Slide 3 - Drag question

op het einde van dit hoofdstuk kan ik
- Je kan een dierencel van een plantencel onderscheiden.
- Je kan de verschillen tussen een dierencel en een planten cel benoemen
- Je kan de bouw en de functie van de verschillende celorganellen beschrijven.
- Je kan de verschillende cel organellen herkennen

Slide 4 - Slide

welke celorganellen ken je nog?

Slide 5 - Mind map

Sleep de onderdelen van de plantaardige cel naar de goede plek. 
vacuole
cel wand
celplasma
cel membraan
bladgroenkorrel

Slide 6 - Drag question


Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz


Een plantencel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 8 - Quiz

de celwand: de bouw

  • plantencel cellulose
  • schimmels chitine
  • vlezige moleculen die een netwerkvormen

Slide 9 - Slide

de celwand: functie
• De celwand verleent stevigheid aan de cel en het hele organisme.
• De celwand vormt een beschermende laag.
• De celwand en de celmembraan bevatten poriën zodat er uitwisseling van stoffen tussen de verschillende cellen kan plaats vinden.

Slide 10 - Slide

Wat is de functie van de celwand?

Slide 11 - Open question

de celwand is bijzonder. Waarom?
A
dubbelwandig
B
semi permeabel
C
dun
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 12 - Quiz

de vacuole: bouw
  • blaasje 
  • omgeven door een enkele membraan (tonoplast) 
  • vocht
  • verschillende stoffen (zouten, glucose,…)

Slide 13 - Slide

Een plantencel heeft geen ...
A
Celmembraan
B
Celwand
C
Celkern
D
Een plantencel heeft al deze onderdelen

Slide 14 - Quiz

de vacuole: eigenschappen
  • turgor
  • stevigheid/slap

Slide 15 - Slide

de vacuole: functies
• de waterreserve  en kan ook andere reservestoffen opslaan.
• Als de vacuole goed gevuld is zet ze de celwanden van de plantencel onder druk. --> stevigheid.
•  afbrekende enzymen die afvalstoffen  kunnen afbreken.
• Kleurstoffen: Geven bepaalde delen van een plant kleur.

Slide 16 - Slide

In de vacuole wordt water opgeslagen. Wat is de andere functie van de vacuole?
A
Geeft stevigheid aan de plantencel
B
Maakt de voedingsstoffen voor de plant
C
Nieuw weefsel maken
D
Vervoeren van opgeloste stoffen

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van de vacuole?
A
Geeft stevigheid aan de plantencel
B
Maakt de voedingsstoffen voor de plant
C
Nieuw weefsel maken
D
Vervoeren van opgeloste stoffen

Slide 18 - Quiz

Wat is de vacuole?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 19 - Quiz

Wat is de vacuole?
A
Blaasje met water
B
Blaasje met celplasma
C
Blaasje met de celkern
D
Blaasje met DNA

Slide 20 - Quiz

Wat is de vacuole in een plantencel
A
blaasje gevuld met lucht
B
blaasje gevuld met vocht
C
blaasje gevuld met cytoplasma
D
fietsband in een cel

Slide 21 - Quiz

Wat doen de onderdelen van een plantencel?
A
De celwand zorgt voor stevigheid
B
De celwand regelt alles
C
De vacuole slaat water op
D
De vacuole vangt licht op

Slide 22 - Quiz

Plantencel
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

de plasten: 
  • dubbelmembraan
  • eigen circelvormig DNA 
  •  drie verschillende soorten plasten: leukoplasten, chloroplasten en chromoplasten.

Slide 24 - Slide

Plastiden
Plastide  = korrel
  • Bladgroenkorrels
  • Kleurstofkorrels
  • Zetmeelkorrels


Slide 25 - Slide

Leukoplasten:

Bouw:
  •  korrelvormige organellen. 
  •  afwezigheid van pigmenten.
Functie:
  • slaan zetmeel op voor de plant. 
  • zonlicht: transformeren in chloroplasten 
  • gevuld zijn met zetmeel verliezen ze de binnenste membraan. Er wordt dan gesproken van zetmeelkorrels.





Slide 26 - Slide

Chloroplasten:

Bouw:
  • De bladgroenkorrels komen talrijk voor in bladcellen. 
  • dubbele membraan omgeeft het kleurloze stroma.
  • inwendige membraan uitstulpingen: de Thylakoïden. 
  • Tussen de thylakoïden kunnen membraanzakjes voorkomen die als muntstukken op elkaar gestapeld zijn: de grana. 
  • In de membranen van de thylakoïden en grana zitten de chlorofylmoleculen ingebouwd.











Slide 27 - Slide

chloroplasten
Functie:
  • De bladgroenkorrels voeren de fotosynthese reactie uit
  • de chlorofyl moleculen vangen lichtenergie op en gebruiken deze om CO2 en water om te zetten in suikers.
  • Dit proces gebeurt in de stroma.

Slide 28 - Slide

Chromoplasten:

Bouw:
  • Deze plasten zijn organellen met rode, oranje of gele pigmenten 
Functie:
  • De chromoplasten kleuren bloemen en vruchten. 
  • Dit is belangrijk om dieren te lokken. Voor de bestuiving van de bloemen of de verspreiding van zaad. 
  • Bij rijpende tomaten veranderen chloroplasten in rode chromoplasten.




Slide 29 - Slide

Je ziet een aardappelplant. Waar bevinden zich de leukoplasten?

A
In de aardappelen
B
In de stengels en bloemen.

Slide 30 - Quiz

Chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten zijn verschillende soorten:
A
Organen
B
Vacuole
C
Kernmembraan
D
Korrels (Plastiden)

Slide 31 - Quiz

Wat zijn GEEN plastiden?
A
Bladgroenkorrels
B
Zetmeelkorrels
C
Cytoplasmakorrels
D
Kleurstofkorrels

Slide 32 - Quiz

Welke onderdelen tref je zowel aan in een plantaardige cel als een dierlijke cel? Sleep deze onderdelen naar het gele vak.
Deze onderdelen zitten zowel in een plantaardige cel als een dierlijke cel
Plastiden
Celwand
Celmembraan
Cytoplasma
Zetmeelkorrels
Celkern

Slide 33 - Drag question

Sleep het organel naar de juiste afbeelding
Alleen Plantencel
Planten- en dierlijke cel
Celkern
celmembraan
Plastide
Celwand
Cytoplasma
Vacuole
Kernmembraan

Slide 34 - Drag question

+
+
->
PHOTOSYNTHESIS
Put the molecules/words in the correct order. 
This process takes place in the ...
Glucose
CO2
O2
H2O
mitochondria
chloroplasts

Slide 35 - Drag question

chloroplasten komen voor in:
A
prokaryoten
B
prokaryoten en eukaryoten
C
meercellige planten
D
algen en planten

Slide 36 - Quiz

Matrix
Stroma
Lumen
Thylakoïd
Mitochondrium
Chloroplast
Binnenste membraan
Buitenste membraan
Tussenmembraan ruimte
Hogere [H+]
Lagere [H+]

Slide 37 - Drag question

Wat is wat?
Chloroplast
Mitochondriën

Slide 38 - Drag question

Welke onderdelen tref je zowel aan in een plantaardige cel als een dierlijke cel? Sleep deze onderdelen naar het gele vak.
Deze onderdelen zitten zowel in een plantaardige cel als een dierlijke cel
Plastiden
Celwand
Celmembraan
Cytoplasma
Zetmeelkorrels
Celkern

Slide 39 - Drag question

prokaryoten
eukaryoten
geen celkern
celkern
0.2 - 2.0 µm
10 – 100 µm
Cirkelvormige chromosomen
Lineare chromosomen

Slide 40 - Drag question

dierlijke cel
plantaardige cel
geen celwand
celwand
Geen vacuole
 vacuole
Celmembraan bevat cholesterol
Celmembraan geen cholesterol
Geen plasten
 plasten

Slide 41 - Drag question