Werkwoordsvormen en -tijden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Werkwoordsvormen en -tijden

Werkwoordsvormen en -tijden op een rijtje

PVTT	Loop
PVVT	Liep
VD	Gelopen
OD	Lopend
BN	Lopende (zaken)/ Gelopen wedstrijd
GW	Loop!

Nog meer tijden ;-)

• onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)     ik zal lopen
•  onvoltooid verleden toekomende tijd  (ovtt)                 ik zou lopen
• voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)  ik zal hebben gelopen         
• voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)               ik zou hebben gelopen

Welke werkwoordsvorm is hier gebruikt?
'Wees niet bang.'

1. pvtt
2. pvvt
3. gw
4. od

Het gebeurt nu niet meer.

Welke werkwoordsvorm is gebruikt?

1. pvtt
2. inf
3. pvvt
4. vd

Ik ben in 2009 ................ (verhuizen) naar Amsterdam.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

1. verhuist
2. verhuisdt
3. verhuisd
4. verhuizen

Ik ben in 2009 ................ (verhuizen) naar Amsterdam.

Welke werkwoordsvorm is gebruikt?

1. pvtt
2. od
3. pvvt
4. vd

Het concertkaartje ................ (worden) je morgen toegestuurd.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

1. pvtt
2. od
3. pvvt
4. vd

Wij zijn fluisterend gestart met werk.
Welke werkwoordsvorm is 'fluisterend'?

1. pvtt
2. od
3. pvvt
4. vd

Mijn ouders zullen vanmiddag naar school bellen.

1. voltooid tegenwoordige toekomende tijd
2. voltooid verleden toekomende tijd
3. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
4. onvoltooid verleden toekomende tijd

Staat de zin in de toekomende tijd?

Dit koude gas zou een korte, sterke roes veroorzaken.

1. Ja
2. Nee

Joost zou zijn huiswerk maken

1. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
2. onvoltooid verleden toekomende tijd
3. voltooid tegenwoordige toekomende tijd
4. voltooid verleden toekomende tijd

Joost zal zijn huiswerk gemaakt hebben

1. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
2. onvoltooid verleden toekomende tijd
3. voltooid tegenwoordige toekomende tijd
4. voltooid verleden toekomende tijd

Joost zou zijn huiswerk gemaakt hebben

1. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
2. onvoltooid verleden toekomende tijd
3. voltooid tegenwoordige toekomende tijd
4. voltooid verleden toekomende tijd

Opdracht

Opdracht
Het rad geeft een werkwoordsvorm aan. Je maakt een zin waarin die werkwoordsvorm voorkomt. Omcirkel het werkwoord.

Ik kan de verschillend werkwoordsvormen en -tijden herkennen!

0100