Voorbereiding toets H7 en H5 - K2 deel 2

Herhaling hoofdstuk 5 deel 2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 5 deel 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je betaalt voor een Friet Waterfiets € 7,- inclusief 9% btw.

Wat is de prijs exclusief btw?
A
€ 6,42
B
€ 6,54
C
€ 6,68
D
€ 6,77

Slide 3 - Quiz

Je betaalt voor een jas €95,- inclusief 21% btw.

Wat is het bedrag dat je aan BTW betaalt?
A
€ 16,49
B
€ 19,95
C
€ 78,51
D
€ 114,95

Slide 4 - Quiz

Je betaalt voor de nieuwste FC-game € 65,- inclusief 21% btw.

Wat is de prijs exclusief btw?
A
€ 11,28
B
€ 33,49
C
€ 51,35
D
€ 53,72

Slide 5 - Quiz

Je betaalt voor een zak snoep 2,20 inclusief 9% btw.

Wat is het bedrag dat je aan BTW betaalt?
A
€ 0,16
B
€ 0,18
C
€ 0,20
D
€ 0,22

Slide 6 - Quiz

Brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Slide 7 - Slide

Met de verkoop van videospelletjes heb je een omzet behaald van € 650,-

De inkoopwaarde was € 200,-
Bereken de brutowinst
A
€ 650,-
B
€ 850,-
C
€ 450,-
D
€ 250,-

Slide 8 - Quiz

Met de verkoop van videospelletjes heb je een omzet behaald van € 650,-

De inkoopwaarde was € 200,- en de verkoopprijs per videospel was € 65,-

Hoeveel videospelletjes heb je verkocht?
A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 9 - Quiz

Met de verkoop van t-shirts heb je een omzet behaald van € 250,-

Hiermee heb je een brutowinst behaald van € 100,-

Wat was de inkoopwaarde?
A
€ 50,-
B
€ 100,-
C
€ 150,-
D
€ 200,-

Slide 10 - Quiz

Met de verkoop van broeken heb je een brutowinst behaald van € 100,-

De inkoopwaarde was € 300,-

Wat was de omzet?
A
€ 100,-
B
€ 200,-
C
€ 300,-
D
€ 400,-

Slide 11 - Quiz

Nettowinst
Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten

oftewel

Nettowinst = (omzet - inkoopwaarde) - bedrijfskosten

Slide 12 - Slide

Omzet = € 8000,-
Inkoopwaarde = € 1800,-
Huur = € 600,-
Personeel = € 1500,-
Gas, water en licht = € 400,-

Bereken de nettowinst
A
€ 3.100,-
B
€ 3.400,-
C
€ 3.700,-
D
€ 4.100,-

Slide 13 - Quiz

Huur = € 2000,-
Personeel = € 2000,-
Gas, water en licht = € 1000,-

Nettowinst = € 3000

Bereken de brutowinst
A
€ 1.000
B
€ 3.000
C
€ 5.000
D
€ 8.000

Slide 14 - Quiz

Omzet = € 10.000
Brutowinst = € 7.000
Nettowinst = € 3.000

Bereken de inkoopwaarde én bedrijfskosten!
A
IW € 3000,- BK € 4000,-
B
IW € 4000,- BK € 3000,-
C
IW € 7000,- BK € 3000,-
D
IW € 3000,- BK € 7000,-

Slide 15 - Quiz

Omzet = € 5.000
Brutowinst = € 3.000
Nettowinst = € 2.000

Bereken de inkoopwaarde én bedrijfskosten!
A
IW € 3000,- BK € 2000,-
B
IW € 3000,- BK € 2000,-
C
IW € 1000,- BK € 2000,-
D
IW € 2000,- BK € 1000,-

Slide 16 - Quiz