This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 75 min
Items in this lesson
¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es viernes
10 de octubre de 2025
Slide 1 - Slide
Objetivos
Al final de la clase:
kan ik herkennen of een bijvoeglijk naamwoord mannelijk/vrouwelijk, enkelvoud/meervoud moet zijn
kan ik in een eenvoudige beschrijving van een persoon, voorwerp of plaats minstens drie bijvoeglijke naamwoorden correct gebruiken
kan ik cijfers tot 100 herkennen
Slide 2 - Slide
Programa
Números hasta 100
Adjetivos
Presentaciones
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat is een bijvoeglijk naamwoord? (in het Nederlands)
Slide 5 - Open question
Los adjetivos
Los Adjetivos
Nederlands
Spaans
singular
masc
een knappe man
un hombre guapo
singular
fem
een knappe vrouw
una mujer guapa
plural
masc
twee knappe mannen
dos hombres guapos
plural
fem
twee knappe vrouwen
dos mujeres guapas
Slide 6 - Slide
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'bonito' bij 'La casa'
A
bonito
B
bonitos
C
bonita
D
bonitas
Slide 7 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'alto' bij 'Los chicos'
A
altos
B
alta
C
altas
D
alto
Slide 8 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'grande' bij 'La mesa'
A
grand
B
grande
C
grandes
D
grandas
Slide 9 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord can 'simpático' bij 'Las chicas'
A
simpática
B
simpáticos
C
simpáticas
D
simpático
Slide 10 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'azul' (blauw) bij 'La bicicleta'
A
azulo
B
azulas
C
azule
D
azul
Slide 11 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'moderno' bij 'El hotel'
A
moderno
B
modernos
C
moderna
D
mordernas
Slide 12 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'divertido' bij 'El chico'
A
divertida
B
divertides
C
divertido
D
divertidi
Slide 13 - Quiz
Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'simpático' bij 'Los estudiantes'
A
simpáticas
B
simpáticos
C
simpáticas
D
simpático
Slide 14 - Quiz
Trabajamos
Unidad 2
Gramática p:24 ej:1 y 3
Slide 15 - Slide
Las presentaciones
Jullie gaan aan de slag met het maken van presentaties. Hierin houden jullie in tweetallen een gesprek voor de klas. Gebruik hiervoor de woordenschat en zinnen uit U1 (P105 en 110). De presentaties duren min 2 minuten waarbij iedere leerling min 1 minuut praat.
DIT IS DE EEN NA LAATSTE LES DAT JE ER TIJD VOOR KRIJGT.