Oefentoets Verbranding en ademhaling 1.1 t/m 6 + 8

Oefentoets Verbranding en ademhaling

Basisstof 1 t/m 6 + 8
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets Verbranding en ademhaling

Basisstof 1 t/m 6 + 8

Slide 1 - Slide

De huig sluit de keelholte af als je eet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Bloed dat van de longblaasjes weg stroomt is zuurstofarm
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Je slijmvlies loopt door vanaf je neusholte tot in je longblaasjes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Je borstholte wordt bij zowel de buik- als de borstademhaling groter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Alle dieren ademen met longen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Er zit minder koolstofdioxide in uitgeademde lucht dan in ingeademde lucht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Verbranding vindt alleen plaats in je spieren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Een hoge verbranding betekent een snelle hartslag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Je kan beter door je mond ademen dan door je neus
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Welke gassen vormen samen 99% van de lucht?
A
Stikstof en koolstofdioxide
B
Zuurstof en koolstofdioxide
C
Stikstof en zuurstof

Slide 11 - Quiz

Wat is geen functie van je neusslijmvlies?
A
Ingeademde lucht vochtig maken
B
Ingeademde lucht warm maken
C
Ruiken
D
Stofdeeltjes en ziekteverwekkers opvangen

Slide 12 - Quiz

zuurstof + ... --> koolstofdioxide + ... + energie
A
glucose, water
B
water, glucose
C
glucose, warmte
D
voedsel, water

Slide 13 - Quiz

Waar is de meeste energie van verbranding voor nodig?
A
Groeien
B
Lichaamstemperatuur
C
Bewegen
D
Vertering

Slide 14 - Quiz

Als je je verslikt...
A
Is je huig open en je strottenhoofd dicht
B
Is je huig dicht en je strottenhoofd open
C
Zijn je huig en strottenhoofd dicht
D
Zijn je huig en strottenhoofd open

Slide 15 - Quiz

Waardoor kan gaswisseling snel gebeuren in longblaasjes?
A
Groot oppervlak
B
Dunne wanden
C
Allebei
D
Geen van beiden

Slide 16 - Quiz

Ik ben koudbloedig
Ik heb schubben zonder slijm
Wie ben ik?
A
reptiel
B
amfibie
C
vis
D
zoogdier

Slide 17 - Quiz

Wat is koudbloedig?
A
Een organisme heeft niet altijd een constante temperatuur
B
Een organisme heeft een vacht
C
Een organisme heeft altijd een constante temperatuur
D
Een organisme heeft veren

Slide 18 - Quiz

Koudbloedig
Koudbloedig
Warmbloedig
Warmbloedig

Slide 19 - Drag question

Wat betekent warmbloedig
A
De temperatuur van het lichaam blijft ongeveer gelijk.
B
De temperatuur van het lichaam verandert mee met de omgeving

Slide 20 - Quiz


Wie zijn warmbloedig?
A
amfibieën en reptielen
B
vissen en amfibieën
C
reptielen en amfibieën
D
geen van de genoemde antwoorden bij A,B,C

Slide 21 - Quiz

koudbloedig
koudbloedig
koudbloedig
warmbloedig
warmbloedig
eieren zonder schaal
eieren zonder schaal
eieren met leerachtige schaal
eieren met harde schaal
levendbarend

Slide 22 - Drag question