Eerste en derde Wereldoorlog

Eerste en Derde Wereldoorlog


Wat veroorzaakt oorlog? Wat kan oorlog voorkomen?

1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Eerste en Derde Wereldoorlog


Wat veroorzaakt oorlog? Wat kan oorlog voorkomen?

Slide 1 - Slide

Inleiding: Hoe ontstaat oorlog?
In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit, na jaren van toenemende spanningen.

In 1962 stond de wereld op de rand van een kernoorlog: de Cubacrisis.

Centrale vragen:
Waarom ontstonden deze conflicten?
Wat was de rol van leiders, bondgenootschappen en angst?
Kun je zulke oorlogen voorkomen?

Slide 2 - Slide

1914: De Eerste Wereldoorlog breekt uit


Aanleiding:

Op 28 juni 1914 wordt de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand vermoord in Sarajevo.

De dader is een nationalistische Serviër; Oostenrijk-Hongarije wil wraak op Servië.

Slide 3 - Slide

1914: De Eerste Wereldoorlog breekt uit


Escalatie:

  • Door bondgenootschappen grijpen meerdere landen in.
  • Duitsland steunt Oostenrijk-Hongarije.
  • Rusland steunt Servië.
  • Duitsland valt via België Frankrijk aan.
  • Groot-Brittannië komt België te hulp.
  • Oorlog breidt zich razendsnel uit over Europa

Slide 4 - Slide

1914: De Eerste Wereldoorlog breekt uit


Achterliggende oorzaken:
  • Nationalisme: Volken willen onafhankelijkheid; landen willen macht en eer.
  • Militarisme: Leiders geloven dat oorlog snel en beslissend zal zijn.
  • Imperialisme: Koloniale rivaliteit vergroot onderling wantrouwen.
  • Bondgenootschappen: afspraken leiden tot een kettingreactie.

Slide 5 - Slide

1914: De Eerste Wereldoorlog breekt uit


Extra context:

  • De Duitse oorlogsplannen vereisten een aanval via neutraal België.
  • Door deze schending raakten ook landen die neutraal wilden blijven betrokken.
  • Veel soldaten verwachtten dat de oorlog voor de herfst voorbij zou zijn.

Slide 6 - Slide

Leiderschap in 1914
  • In veel landen had het leger grote invloed op beslissingen.
  • Autocratische leiders zoals keizers en tsaren hoefden weinig rekening te houden met publieke opinie.
  • In landen met een parlementaire traditie (zoals Groot-Brittannië) werd wél gepraat, maar uiteindelijk besloten ook daar leiders tot deelname.

Slide 7 - Slide

Oorlogsenthousiasme en mobilisatie
  • In sommige steden en dorpen werden vertrekkende soldaten toegejuicht.
  • Jongeren riepen dat ze snel terug zouden zijn.
  • Tegelijkertijd zagen veel mensen oorlog juist als iets verschrikkelijks.
  • Historisch onderzoek laat zien dat plichtsgevoel vaak belangrijker was dan echt enthousiasme.

Slide 8 - Slide

Internationale pogingen tot vrede vóór 1914
  • Rond 1900 waren er conferenties in Den Haag over vreedzame geschillenbeslechting.
  • Ook werden afspraken gemaakt over omgang met krijgsgevangenen.
  • Toch konden deze instellingen de oorlog niet voorkomen: ze hadden geen bindende macht.

Slide 9 - Slide

1962: De Cubacrisis – bijna een Derde Wereldoorlog
Wat gebeurde er?

  • In 1959 werd Cuba communistisch onder Fidel Castro
  • De Sovjet-Unie plaatste in het geheim raketten op Cuba
  • De VS ontdekte dit met verkenningsvliegtuigen.

Slide 10 - Slide

1962: De Cubacrisis – bijna een Derde Wereldoorlog
Reactie van de VS:

  • President Kennedy riep zijn veiligheidsadviseurs bijeen.
  • In plaats van een aanval koos hij voor een blokkade van Cuba.
  • De VS eiste dat de Sovjet-Unie de raketten zou verwijderen.


Slide 11 - Slide

1962: De Cubacrisis – bijna een Derde Wereldoorlog
Gevolg:

  • De Sovjet-Unie gaf uiteindelijk toe en verwijderde de raketten.
  • In ruil beloofde de VS om Cuba niet aan te vallen.
  • Ook werden Amerikaanse raketten in Turkije weggehaald (maar dat bleef geheim).

Slide 12 - Slide

Waarom werd het geen oorlog in 1962?
  • De leiders beseften de gevolgen van een kernoorlog.
  • Ondanks druk van militairen en de publieke opinie bleven Kennedy en Chroesjtsjov zoeken naar een uitweg.
  • Er werd op het laatste moment gekozen voor terughoudendheid en overleg.


Slide 13 - Slide

Verschillen tussen 1914 en 1962
Aspect
1914
1962
leiderschap
Autocratisch, weingi overleg
Democratisch, overleg en advies
Communicatie
Trager, geen directe lijnen
directe comminicatie, snellere inforamtie
Internatiobae instellingen
Weinig invleid
WN aanwezig, maar beperkt effectief
Reactie op dreiging
Snel militair optreden
Eerste diplomatie, dan militaire dreiging

Slide 14 - Slide

De rol van bondgenootschappen


1914:
  • Europese landen waren verdeeld in twee blokken:
  • Triple Alliantie (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italië)
  • Triple Entente (Frankrijk, Rusland, Groot-Brittannië)
  • Één conflict trok de rest mee.

1962:
  • NAVO (o.a. VS en West-Europa) versus Warschaupact (Sovjet-Unie en bondgenoten)
  • In een conflict tussen twee grootmachten werd heel de wereld indirect betrokken.

Slide 15 - Slide

Kernwapens en afschrikking


MAD: Mutual Assured Destruction

  • Beide supermachten beschikten over zoveel kernwapens dat een aanval altijd tot wederzijdse vernietiging zou leiden.
  • Sommigen geloven dat dit juist oorlog heeft voorkomen.
  • De Cubacrisis lijkt dat te bevestigen: angst voor totale vernietiging leidde tot terughoudendheid.

Slide 16 - Slide

Strategische denkwijzen en parallellen
  • In 1914 dachten sommige leiders: “nu oorlog voeren is beter dan later, dan zijn we zwakker.”
  • Vergelijkbare redeneringen hoor je soms vandaag ook: bijvoorbeeld in discussies over de verhoudingen tussen China en de VS.
  • Deze manier van denken maakt het risico op oorlog soms juist groter.

Slide 17 - Slide