2022_week3_3h_Quiz_herhaling modale werkwoorden voor Repetitie& Kijkluisteren

1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Thema heute: oefenen voor de toets
Programm
Check in: Wörter
Herhaling gramatica + Quiz
Video: Kleidermüll in Ghana
Oefenen met WRTS

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

De modale werkwoorden

 Können, müssen, dürfen, wollen, mögen und wissen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

zwei Beispiele (voorbeeld)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat betekent können?
A
willen
B
weten
C
kunnen
D
graag willen

Slide 10 - Quiz

können - du ....
A
kannst
B
könnt
C
könnst
D
kennst

Slide 11 - Quiz

vervoeg nu können

er .......
A
kann
B
könne

Slide 12 - Quiz

ik kan (können)
A
ich kan
B
ich kann
C
ich könne
D
ich könnst

Slide 13 - Quiz

müssen (1min uit je hoofd leren)
ich muss
du musst
er/ sie/ es muss
wir müssen
ihr müsst
sie/ Sie müssen
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Papa .... nur noch einkaufen.

A
müssen
B
muss
C
musst
D
müsst

Slide 15 - Quiz

Alle .... helfen.

A
müssen
B
muss
C
müss
D
müsst

Slide 16 - Quiz

müssen: ich.......
A
müss
B
müß
C
muss
D
müsse

Slide 17 - Quiz

Wat betekent müssen?
A
kunnen
B
moeten het kan niet anders
C
mogen
D
moeten, bevel

Slide 18 - Quiz

Dürfen = mogen (uit je hoofd leren)
Ich                   =                darf-
Du                    =                darfst
Er/sie/es        =               darf-
Wir                    =                dürfen
Ihr                      =                dürft
sie                     =                 dürfen
Sie (u)              =                 dürfen
timer
1:00

Slide 19 - Slide

er....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürft
D
dürfen

Slide 20 - Quiz

Saskia....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 21 - Quiz

Wollen en mögen ( uit je hoofd leren)
ich
will
mag
du
willst
magst
er/sie/es
will
mag
wir
wollen
mögen
ihr
wollt
mögt
Sie/sie
wollen
mögen
timer
1:00

Slide 22 - Slide

du .... (wollen)
A
wollt
B
wollen
C
will
D
willst

Slide 23 - Quiz

wollen
Ik wil...
A
Ich will...
B
Ich willst...
C
Ich wollen...
D
Ich wolle...

Slide 24 - Quiz

wollen, jullie
A
ihr wollen
B
ihr wollt

Slide 25 - Quiz

mögen
A
mogen
B
houden van
C
willen
D
lusten

Slide 26 - Quiz

Ihr ...... [mögen]
A
mögt
B
mögen
C
mogt
D
mogen

Slide 27 - Quiz

mögen (du)
A
möchst
B
magtst
C
magst
D
mögen

Slide 28 - Quiz

wissen
(1min uit je hoofd leren)
timer
1:00

Slide 29 - Slide

wissen: ihr ...
A
wisst
B
wissen
C
weißt
D
weisst

Slide 30 - Quiz

Er (wissen)
A
weiß
B
weiße
C
wiss

Slide 31 - Quiz

Kleidermüll in Ghana
die Klamotten = de kleren
unbrauchbar = onbruikbaar
stammen aus = komen uit
verkaufen = verkopen
die Altkleidersammlung = de kledinginzamleing
aussortiert = afgekeurd
der Händler = de handelaar
krank machen = ziek maken

Slide 32 - Slide

Kleidermüll in Ghana
Hoe veel kleding arriveert elke week in Accra ?
Hoe veel kledingstukken zijn dit?
Hoe veel procent gaat meteen naar de vuilstort?
Wat zijn de problemen die de inwoners van Accra met de kleding hebben?


Slide 33 - Slide

timer
10:00

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide