Un aeropuerto - Extra oefengrammatica

Module 1.Un aeropuerto - Grammatica
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Module 1.Un aeropuerto - Grammatica

Slide 1 - Slide

Saludos
Hola

Buenas

Buenos días

Buenas tardes

Buenas noches



¿Qué tal?

¿Cómo estás?

¿Cómo está? (formeel)


Bien, ¿y tú?

Bien, ¿y usted? (formeel)
            
Regular / más o menos

¡Muy bien / estupendo!



Saludos
Hola
Goedendag
Goedemorgen
Goedemiddag 
Goedeavond 
Hoe is het?
Hoe gaat het?
Goed,    en met jou?
u
Het gaat ...  
Heel  goed /      uitstekend

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Saludos
Me llamo____ 
Soy______
Mi nombre es____ 
mijn naam is_______
Y tú ¿cómo te llamas?

Y usted, ¿cómo se llama?



Encantado/a
Mucho gusto

Igualmente
El gusto es mío

Presentaciones
Ik heet...
Ik ben...
Aangenaam
En jij,       hoe   heet je?
En    u,         hoe   heet u?
Insgelijks

Slide 4 - Slide

Los números
Los números

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

14
17
12
11
Once
Catorce
Diecisiete
Doce
Quince
Diecinueve

Slide 7 - Drag question

15
37
31
50
28
10
42
16
0
cuarenta y dos
cero
cincuenta
treinta y siete
quince
treinta y uno
veintiocho
dieciseis
diez

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Los números
hasta 1000 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

0

Slide 12 - Video

               El abecedario español

Slide 13 - Slide

Grootste verschillen:
C  voor de e/i = spreek je uit als een 'Z'
C voor de a/o/u = spreek je uit als een 'k'
H = spreek je niet uit
J = spreek je uit als een 'g'
LL = spreek je uit als een 'lj'
V = spreek je uit als een 'b'     (Valencia)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Los pronombres personales 
(persoonlijk voornaamwoorden)

Slide 17 - Slide

Het werkwoord SER

Slide 18 - Slide

4. El verbo ser 

Slide 19 - Slide

Ser: Zijn
Ser: Zijn
Sleep de persoonsvorm maar de juiste werkwoordsvorm van SER.
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
soy
 eres
 es
 somos
sois
son

Slide 20 - Drag question

Tener = hebben, (ook voor leeftijd )

Slide 21 - Slide

La señora ________ 3 maletas
A
tenemos
B
tengo
C
tiene
D
tienen

Slide 22 - Quiz

Los estudiantes_________ clase de español
A
tenemos
B
tienen
C
tenéis
D
tengo

Slide 23 - Quiz

Los aeropuertos ________ pistas de aterrizaje
A
tienen
B
tenéis
C
tengo
D
tiene

Slide 24 - Quiz

El aeropuerto de Amsterdam ________4 terminales
A
tiene
B
tenemos
C
tengo
D
tienen

Slide 25 - Quiz

yo ___________ solo equipaje de mano
A
tiene
B
tienes
C
tenemos
D
tengo

Slide 26 - Quiz

 .Mannelijke & vrouwelijke lidwoorden (Los artículos)


Mannelijke en vrouwelijk lidnaamwoorden (página 23)

Slide 27 - Slide