Herhalingsles - Grammatica en werkwoordspelling - 2

Herhalen!
- Werkwoordspelling
- Woordsoorten benoemen
- Leestekens

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalen!
- Werkwoordspelling
- Woordsoorten benoemen
- Leestekens

Slide 1 - Slide

Onderdeel 1
Werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoorden
D
beantwoort

Slide 3 - Quiz

Er (woeden-tt) een orkaan.

Slide 4 - Open question

(houden)........ jij van spruitjes?
A
houd
B
houdt
C
hout
D
houden

Slide 5 - Quiz

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
D
rijt

Slide 6 - Quiz

Te veel eten (schaden-tt) de gezondheid.

Slide 7 - Open question

Het hout ........ (verbranden) in de open haard.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrant
D
verbranden

Slide 8 - Quiz

38. Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Het is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) of het voltooid deelwoord (vd).

(verzamelen)
Mijn opa heeft van alles ... over de watersnoodramp in Zeeland.

Slide 9 - Open question

......... (luiden) jij de kerkklokken?
A
luid
B
luidt
C
luiden
D
luit

Slide 10 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 11 - Quiz

Noteer de juiste vorm.

42. pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.


Slide 12 - Open question

Het koolmeesje (broeden-vt) in die boom.

Slide 13 - Open question

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 14 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 15 - Quiz

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 16 - Quiz

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb de hele avond (dansen)

Slide 17 - Open question

Noteer het voltooid deelwoord:
Weet jij wat daar is (gebeuren)?

Slide 18 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
beloven

Slide 19 - Open question

Onderdeel 2
Zinsdelen en woordsoorten benoemen

Slide 20 - Slide

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Op zondag lopen er veel mensen in het bos.
A
pv
B
ow

Slide 21 - Quiz

Benoem de zinsdelen - Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?
A
Ow
B
Pv

Slide 22 - Quiz

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin

Slide 23 - Drag question

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht

Slide 24 - Drag question

Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman

Slide 25 - Quiz

Hoeveel zelfstandige naamwoorden?

Wie veel verdriet heeft, mag best een keer huilen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Quiz

'van' is een ...?
A
lidwoord
B
voorzetsel

Slide 28 - Quiz

Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
'mooie' =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 29 - Quiz

Onderdeel 3
Leestekens en hoofdletters

Slide 30 - Slide

wat doe jij hier in spanje
Sleep de leestekens naar juiste plaats
HOOFD-
LETTER
.
?
!
,
HOOFD-
LETTER

Slide 31 - Drag question

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 32 - Quiz

Voor 'want' en 'omdat' zet je een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee voegwoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 34 - Quiz