What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Woordsoorten lj1 mh1
Woordsoorten
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo
Leerjaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordsoorten
Slide 1 - Slide
Ze is aan het [whatsappen].
Het woord tussen haakjes is een
A
hulpwerkwoord (hww)
B
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 2 - Quiz
Een zelfstandig werkwoord (zww) kan je voor je zien!
Zij is aan het
whatsappen
.
Slide 3 - Slide
Ze [is] aan het whatsappen.
Het woord tussen haakjes is een
A
hulpwerkwoord (hww)
B
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 4 - Quiz
Elke zin waarin er
iets gebeurt/iemand iets doet,
heeft ten minste 1 zelfstandig werkwoord (zww).
Alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden (hww).
Zij moet nog even haar mascara opdoen.
Slide 5 - Slide
Elke zin waarin er
iets gebeurt/iemand iets doet,
heeft ten minste 1 zelfstandig werkwoord (zww).
Alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden (hww).
Zij moet [hww] nog even haar mascara opdoen [zww].
Slide 6 - Slide
Zullen we zo even naar de Drieslag [gaan]?
Het woord tussen haakjes is een
A
hulpwerkwoord (hww)
B
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 7 - Quiz
[Heb] jij de plantjes al water gegeven?
Het woord tussen haakjes is een
A
hulpwerkwoord (hww)
B
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 8 - Quiz
Ik moet echt nieuwe kleren [kopen].
Het woord tussen de haakjes is een
A
hulpwerkwoord (hww)
B
zelfstandig werkwoord (zww)
Slide 9 - Quiz
Ik ben mijn boek kwijt. Heb jij [het] ergens gezien?
Het woord tussen haakjes is een
A
onbepaald lidwoord (olw)
B
bepaald lidwoord (blw)
C
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
D
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
Slide 10 - Quiz
Voornaamwoorden
Woorden die verwijzen naar mensen, dieren of dingen, maar die niet bij de naam noemen!
Kijk, daar is Sarah. Ze is met een jongen!
Slide 11 - Slide
Voornaamwoorden
Woorden die verwijzen naar mensen, dieren of dingen, maar die niet bij de naam noemen!
Kijk, daar is Sarah.
Ze
is met een jongen!
Slide 12 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
-> Staat los
De tas is van
ons
.
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
-> Staat vast aan het woord/de woorden erachter
-> Bezit/ iets is van iemand
Dat is
onze
tas
.
Slide 13 - Slide
Ik ben [mijn] boek kwijt. Heb jij het ergens gezien?
Het woord tussen haakjes is een
A
onbepaald lidwoord (olw)
B
bepaald lidwoord (blw)
C
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
D
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
Slide 14 - Quiz
Ik ben mijn [boek] kwijt. Heb jij het ergens gezien?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
zelfstandig naamwoord - eigennaam (zn-e)
Slide 15 - Quiz
Ik ben mijn boek kwijt. Heb jij het ergens [gezien]?
Het woord tussen haakjes is een
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 16 - Quiz
Ik ben mijn boek kwijt. [Heb] jij het ergens gezien?
Het woord tussen haakjes is een
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 17 - Quiz
Dat is echt een [mooie] tas.
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijwoord (bw)
D
voorzetsel (vz)
Slide 18 - Quiz
Dat is echt een mooie [tas].
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijwoord (bw)
D
voorzetsel (vz)
Slide 19 - Quiz
Dat is [echt] een mooie tas.
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
bijwoord (bw)
D
voorzetsel (vz)
Slide 20 - Quiz
Wat vind jij [het] leukste aan school?
Het woord tussen haakjes is een
A
onbepaald lidwoord (olw)
B
bepaald lidwoord (blw)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
D
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 21 - Quiz
Wat vind [jij] het leukste aan school?
Het woord tussen haakjes is een
A
onbepaald lidwoord (olw)
B
bepaald lidwoord (blw)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
D
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 22 - Quiz
Wat vind jij het leukste [aan] school?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
bijwoord (bw)
Slide 23 - Quiz
Wat vind jij het leukste aan [school]?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
bijwoord (bw)
Slide 24 - Quiz
Mijn [oma] heeft echt een heel mooi schilderij gemaakt.
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
bijwoord (bw)
Slide 25 - Quiz
Mijn oma heeft echt een heel [mooi] schilderij gemaakt.
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
bijwoord (bw)
Slide 26 - Quiz
Mijn oma heeft echt een [heel] mooi schilderij gemaakt.
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
bijwoord (bw)
Slide 27 - Quiz
Mijn oma heeft echt een heel mooi [schilderij] gemaakt.
Het woord tussen haakjes is een
A
bijvoeglijk naamwoord (bn)
B
zelfstandig naamwoord (zn)
C
voorzetsel (vz)
D
bijwoord (bw)
Slide 28 - Quiz
Mijn oma heeft echt een heel mooi schilderij [gemaakt].
Het woord tussen haakjes is een
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 29 - Quiz
Mijn oma [heeft] echt een heel mooi schilderij gemaakt.
Het woord tussen haakjes is een
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 30 - Quiz
Kan je even [meelopen] naar mijn fiets?
Het woord tussen haakjes is een
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
hulpwerkwoord (hww)
Slide 31 - Quiz
Kan je even meelopen [naar] mijn fiets?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijwoord (bw)
B
voorzetsel (vz)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
D
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 32 - Quiz
Kan je even meelopen naar [mijn] fiets?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijwoord (bw)
B
voorzetsel (vz)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
D
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 33 - Quiz
Kan [je] even meelopen naar mijn fiets?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijwoord (bw)
B
voorzetsel (vz)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
D
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 34 - Quiz
Kan je [even] meelopen naar mijn fiets?
Het woord tussen haakjes is een
A
bijwoord (bw)
B
voorzetsel (vz)
C
persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.)
D
bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
Slide 35 - Quiz
More lessons like this
kww, zww, hww
January 2025
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1,2
2Hc woordsoorten
February 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
kww, zww, hww
November 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Toptaal A0A1 29 juni
June 2021
- Lesson with
49 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
2ha Grammatica Woordsoorten - H2 & H3
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
H6 woordsoorten bijwoord
May 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Spelling: deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
November 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
2ha Grammatica Woordsoorten - H2
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2