2M eerste en vierde naamval voorzetsels

De 1e en 4e naamval
voorzetsels met de 4e naamval


durch

für
gegen
um
ohne
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De 1e en 4e naamval
voorzetsels met de 4e naamval


durch

für
gegen
um
ohne

Slide 1 - Slide

Geef je zelf een cijfer.
Wat weet je nog over 1e en 4e naamval?
010

Slide 2 - Poll

Ken je nog voorzetsels met de 4e naamval?

Slide 3 - Mind map

Voorzetsels met de 4e naamval
  • durch
  • für 
  • gegen 
  • ohne
  • um 
  • (bis)
  • (entlang)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Op welke zelfstandige naamwoorden moet je echt letten?
A
der-woorden (m)
B
die-woorden(v)
C
das-woorden(o)
D
die-woorden(mv)

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Bij benoemen van de 1e en 4e  naamval:

  • eerst de voorzetsels met de 4e naamval
  • ontleden
  • persoonsvorm - gezegde
  • onderwerp (1e naamval)
  • lijdend voorwerp (4e naamval) 

Slide 8 - Slide

Je moet nu weer iets meer weten.
Geef je zelf een nieuw cijfer.
010

Slide 9 - Poll

Das Eis ist für ....... Lehrer.
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 10 - Quiz

Er geht ohne .... Karte ins Kino.
A
ein
B
eine
C
einen
D
eins

Slide 11 - Quiz

Er läuft gegen d.... Frau

Slide 12 - Open question

Die Pommes ist für d... Lehrerin.

Slide 13 - Open question

Die Schüler streiten um (een)... Ball

Slide 14 - Open question

Ohne d... Helm(m) darfst du nicht Moped fahren.

Slide 15 - Open question

Durch e... Zufall(m) habe ich eine Million gewonnen.

Slide 16 - Open question

Hoever ben ik?
A
Ik snap het helemaal.
B
Ik snap het redelijk.
C
ik snap het een beetje.
D
Ik snap er niks van.

Slide 17 - Quiz