Semana 19

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

¿Qué vamos a hacer hoy?

Semana 19

• Introducción  - 5 min
• repaso - 15 min
• Cap 5 - 20 min
• Escribir - 20 min

Doel: Aan het eind van deze les:

• ken je de wederkerende werkwoorden en hoe je het schriftelijk in he dagelijks routine kan gebruiken

¿BIEN?

¿MAL?

¡Información muy importante!

week  22: Schrijfvaardigheid 

week 25-26: taaldorp

week  23: Schrijfvaardigheid 

week 25-26: taaldorp

Schrijftoets + Taaldorp

• Jezelf voorstellen (S.O1)
• Je dagelijks routine (Cap 5)
• Het restaurant  (Cap 2: eten)

Taaldorp boekje: elke les meenemen

Quizlet

• Jezelf voorstellen 
• Je dagelijks routine 
• Het restaurant  

RepasoHerhaling

.

Escribe 5 verbos reflexivos
de la rutina diaria

¿Qué hora es?

1. es la ocho en punto
2. son las ocho menos uno
3. son las seis y media
4. son las siete y cinco

¿Cómo se dice en español?
Het is 23:15

Wat is GEEN wederkerend werkwoord?

1. aburrirse
2. levantarse
3. bailar
4. bañarse

Wederkerende werkwoorden:
Wat doe je met "SE"

1. Niks
2. Vervoegen en achter het vervoegde ww zetten
3. Vervoegen en voor het vervoegde ww zetten
4. Die mag je weg laten

OJO

• Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden), levantarse (opstaan)
• Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse, acostarse (naar bed gaan), vestirse (zich aankleden)
• Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

Het wederkerende voornaamwoorden staan:

- altijd voor het vervoegde werkwoord 

Me ducho con agua fría

Me quiero duchar

of

- direct achter het infinitief

Quiero ducharme con agua fría

/ Me duermo

Me siento

Me acuesto

Ponerse

Me pongo

ducharse

peinarse

vestirse

irse a la escuela

desayunar

almorzar

hacer los deberes

dormirse

despertarse

levantarse

1. opstaan
2. wakker worden
3. douchen
4. in bad gaan

Mi amiga (opstaan) ... a las seis de la mañana.

sentarse

1. gaan staan
2. voelen
3. gaan zitten
4. zich voelen

Nosotros (gaan zitten) ... al lado de Ana y Laura.

ducharse

1. je haar doen
2. douchen
3. je opmaken
4. in bad gaan

¿A qué hora (douchen) ... tú por la mañana?

ponerse la chaqueta

1. de jas uitdoen
2. de jas kopen
3. de jas aandoen
4. de jas verkopen

ponerse rojo

1. rood worden
2. boos worden
3. ziek worden
4. gek doen

irse

1. komen uit
2. komen
3. weggaan
4. gaan

La rutina de Yahaira

https://www.profedeele.es/actividad/acciones-habituales/ (6)

Bron D. Nakijken

Maken: 

wb pág 61 + 62 - ej 14 a& b (niet af = huiswerk)

Wb pág 62- 63 - ej 15 a+ b (niet af = huiswerk)

Vocabulario wb pág 84 +85

Ejercicio 14a

1 Os llamáis

2 nos llamamos

3 os acostáis

4 me acuesto

5 Os divertís

6 nos divertimos

7 se acuesta

8 te vas

9 me voy, se va

Ejercicio 14b

1 nos levantamos

2 se duchan

3 nos vestimos

4 se pone, me pongo

5 Nos vamos

6 os aburrís

7 nos divertimos

8 se aburre

Ejercicio 15a

1 Voy a levantarme.

2 Vas a vestirte.

3 Vamos a divertirnos.

4 Va a acostarse.

5 Van a aburrirse.

Ejercicio 15b

1 Esta mañana me he levantado a las siete.

2 Mi madre se ha duchado a las siete y cuarto.

3 Mi hermano se ha vestido a las ocho menos cuarto.

4 Mi padre se ha ido a las ocho.

5 Nos hemos limpiado los dientes a las ocho menos cuarto.

Bron E: LA RUTINA DIARIA

Bron E

Tb pág 50 / Wb pág 63 t/m 66

Haz/ Maak: 

ej 16C + 17A - 10 min

ej 18 (min 40 woorden) - 20 min 

Vocabulario wb pág 84 +85

klaar? dagelijks routine werkwoorden

EXIT TICKET:

1. Noem één ding dat je makkelijk vond in deze les.

2. Noem één ding dat je moeilijk vond en noem hoe je het gaat aanpakken.