2.2 Het Romeinse rijk

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Het Romeinse Rijk

Praktische opdracht: Romulus en Remus

Het Romeinse Rijk

Praktische opdracht: Romulus en Remus

Het Romeinse Rijk

Praktische opdracht: Romulus en Remus

Het Romeinse Rijk

Praktische opdracht: Romulus en Remus

Het Romeinse Rijk

lesdoel = Hoe lukte het de Romeinen een groot rijk te veroveren en te besturen?

0

De senaat

Het Romeinse leger

0

Zelfstandig werken

• Lees par 3
• Maak par 3
• Maak een sv ...

Een krant is beter dan een tijdschrift. Op het strand is een betere plek dan op straat. In het begin is het beter om te rennen dan om te lopen. Misschien moet je het verschillende keren proberen. Je moet even oefenen, maar het is makkelijk om te leren. Zelfs jonge kinderen kunnen het. Als het eenmaal lukt, kan niets je meer tegenhouden. Vogels komen bijna nooit te dichtbij. Maar regen kan de pret snel bederven. Als teveel mensen het tegelijk doen, kan dit een probleem zijn. Want je hebt veel ruimte nodig. Als er geen problemen zijn, is het heel rustgevend. Je kunt het vastbinden aan een steen. Maar als het ervan losraakt, kun je het niet nog een keer opnieuw proberen. 

Het maken van een vlieger

Een krant is beter dan een tijdschrift. Op het strand is een betere plek dan op straat. In het begin is het beter om te rennen dan om te lopen. Misschien moet je het verschillende keren proberen. Je moet even oefenen, maar het is makkelijk om te leren. Zelfs jonge kinderen kunnen het. Als het eenmaal lukt, kan niets je meer tegenhouden. Vogels komen bijna nooit te dichtbij. Maar regen kan de pret snel bederven. Als teveel mensen het tegelijk doen, kan dit een probleem zijn. Want je hebt veel ruimte nodig. Als er geen problemen zijn, is het heel rustgevend. Je kunt het vastbinden aan een steen. Maar als het ervan losraakt, kun je het niet nog een keer opnieuw proberen. 

Het Romeinse Rijk

lesdoel = Hoe lukte het de Romeinen een groot rijk te veroveren en te besturen?

Leesstrategieen: hoe pak je de tekst aan?

Rome is rond 750 vC ontstaan. Vanaf de 4de Eeuw  vC begonnede Romeinen andere gebieden te veroveren. De grootste tegenstander:Carhago, werd in 146 vC verslagen. Onder Julius Caesar werden er veel gebieden veroverd. Het Romeinse rijk was in de 2de nC op zijn grootst.  Zij waren toen de baas over ........

                                                                                        Het Romeinse Rijk 

Zelfstandig werken

• pas de leesstrategie toe op de rest van de paragraaf
• Lees en maak par 5
• Leer par 5

Romeinse soldaten:

1. Zaten vrijwillig in het leger
2. Vonden het een eer om voor Rome te vechten
3. Waren goed getraind, maar kregen geen geld
4. Werden doorveroverde gebieden betaald

Wie was de grootste vijand van Rome?

1. Spanje
2. Carthago
3. Gallië
4. Nederland

De veroveringen van Julius Caesar kwamen tot...

1. het Midden-Oosten
2. en met Carthago
3. aan de Rijn
4. In Engeland

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?

1. Door de handel
2. Door een sterk leger
3. Door de macht van de rijke families
4. Omdat een keizer aan de macht stond

Wie was voor christelijke jaartelling de baas in het Romeinse Rijk?

1. De Senaat. Het Romeinse rijk was een republiek
2. Het hele volk
3. De keizer. Het Romeinse rijk was een keizerrijk
4. Het leger

Wat is de Romeinse limes?

1. Een natuurlijke grens, zoals de zee
2. Een grens, die versterkt is met een fort
3. Een Romeinse soldaat
4. Een Romeins leger

Waar of niet waar?

Het Romeinse leger is het eerste goedgeorganiseerde beroepsleger.

1. Waar
2. Niet waar

Wat was geen reden voor het succes van het Romeinse leger?

1. Het leger was goed bewapend en goed getraind
2. Eer om te mogen vechten
3. Het leger was goed georganiseerd
4. Sterkste mensen

Laatste vraag.....
Wie was Caesar?

1. Hij was een legeraanvoerder van het Romeinse leger en de eerste keizer van het Romeinse Rijk.
2. Hij was een legeraanvoerder van het Romeinse leger en is bekend om veroveringen in Gallië.
3. De eerste keizer van het Romeinse Rijk.
4. Hij werd vermoord door oa zijn zoon