07-02-2023-2H- werkwoorden op -er

   Mardi 7 février 2023


B
onjour tout le monde
Comment allez - vous?
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

   Mardi 7 février 2023


B
onjour tout le monde
Comment allez - vous?

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig?
un livre
un cahier
un stylo
Les sacs à dos par terre 

Slide 2 - Slide

Instructie 1
Luister nu aandachtig naar de instructie.
Klas 5 min
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Le programme d'aujourd'hui
1. Overhoren voc. & phrases-clés A 
2. Werkwoorden op -er- 
3. Les evalueren
4. les devoirs

Slide 4 - Slide

Les objectifs = lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • ken je woorden die te maken hebben met eten en drinken.
  • kun je  regelmatige Franse werkwoorden op -er gebruiken in o.t.t.

Slide 5 - Slide

Log in in in LessonUp.
Prends ton ordinateur

Slide 6 - Slide

1. Hw overhoren
Vragen quiz...nog maken
timer
4:00

Slide 7 - Slide

le croissant
la boulangerie
manger
le café
la confiture
le restaurant
la baguette

Slide 8 - Drag question

le pain
manger
adorer

Slide 9 - Drag question

Tu aime quoi?
Noem in het Frans wat je lekker vindt.

vb. J'aime la pizza et les crêpes.....

Slide 10 - Mind map

Choisis le bon mot= kies het juiste woord.

Je prends / je mange un thé
A
Je prends
B
Je mange

Slide 11 - Quiz

Vertaal:
dol op zijn

Slide 12 - Open question

1. Présent (o.t.t) van werkwoorden op -er 
Uitleg
Deze les gaat over:
  • de regelmatige werkwoorden op -er 

timer
10:00

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Welke werkwoorden op -er kennen jullie?

Slide 15 - Slide

stap1: Maak een boom zoals hiernaast. Zet het rijtje persoonlijk. voornaamwoorden (linkerkant).

Stap2: Zet in de bladeren het hele werkwoord.

Stap3: Zet in de 'stam' de stam van dat werkwoord.
Stap4: Zet achter de stam de uitgangen


         parler = praten 
parl
 parl
parl
parl
parl
parl

Slide 16 - Slide

    Luister en zeg na (uitspraak).

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Werkwoorden-er- présent = o.t.t.
Even oefenen    klas
Chanter =  zingen
je....                                            nous....................
tu....                                           vous..................
il/elle/on..........                     ils/elles...............

Slide 20 - Slide

Log in in Grandes Lignes/chapitre 2/ Grammaire D
Prends ton ordinateur

Slide 21 - Slide

Au travail
Exercice  16 d,  17 a (wb, p.73)                 individueel 3 min
                                                               
                                                              eerder klaar? 17 b + c (wb p.73)
                                                              iedereen klaar? klas. exercices16d, 17a nakijken                                                                 3 min

Exercice 18 a - p.75 (jeu des verbes).  In tweetallen 10 min
Fini? 17c +d p.73
timer
16:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

4. Les evaluatie
Log in In LesonUp
 
Fais les exercices.

Slide 24 - Slide

Hoe gebruik je een ww op -ER in o.t.t?
Noem de vier stappen.

Slide 25 - Open question

e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 26 - Drag question

Wat is de stam van marcher?

Slide 27 - Open question

welke regelmatige werkwoorden op - er ken je? Schrijf ze op.

Slide 28 - Mind map

Ik weet hoe ik de werkwoorden op -er moet kan gebruiken in o.t.t.
eens
oneens

Slide 29 - Poll

Was mijn uitleg duidelijk voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Les devoirs
Faire (maken)
Grammaire D: ex. 17b+c. Ex. 19 lever het in in de volgende les.
Apprendre (leren):
Grammaire D à la page 93. Utilise Slim Stampen.

Slide 32 - Slide

Wat is de stam van parler?

Slide 33 - Open question

Wat is de stam van inviter?

Slide 34 - Open question

donner - tu ...
A
donner
B
donne
C
donnes
D
donnons

Slide 35 - Quiz

Wat is de stam van danser?

Slide 36 - Open question

demander - nous ...
A
demandez
B
demandent
C
demandons
D
demande

Slide 37 - Quiz

manger - je ...
A
manger
B
mangez
C
manges
D
mange

Slide 38 - Quiz

danser - elle ...
A
dansons
B
danses
C
danse
D
dansez

Slide 39 - Quiz

parler - vous ...
A
parlez
B
parlons
C
parlent
D
parle

Slide 40 - Quiz

vertaal:
hij praat
A
il parles
B
il parlons
C
il parler
D
il parle

Slide 41 - Quiz

vertaal:
jij zoekt
A
tu cherches
B
tu cherche
C
tu cherchons
D
tu cherchez

Slide 42 - Quiz

Ik ken de regel om regelmatige werkwoorden op -er te vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll