quantifiers

quantifiers
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

quantifiers

Slide 1 - Slide

goals
By the end of the lesson, you have an understanding of quantifiers.

By the end of the lesson, you know how to use quantifiers.

Slide 2 - Slide

Vertaal: Ik heb veel geld.

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

a lot of
A lot of, lots of, much en many betekenen allemaal veel.


Je kunt a lot of voor verschillende soorten zinnen gebruiken, bij woorden die je wel of niet kunt tellen:
He won a lot of money. (Hij won veel geld.)
I have a lot of books. (Ik heb veel boeken.)
We always have a lot of people visiting our town. (Wij hebben altijd veel bezoekers in onze stad.)

Een variant van a lot of is lots of:
He earns lots of money. (Hij verdient veel geld. / Hij verdient bergen geld.)




Slide 5 - Slide

Much
Maar let op: vooral in vragende en ontkennende zinnen wordt vaak "much" gebruikt. Zie hieronder.
Much gebruik je bij woorden die je niet kunt tellen: 

Here's coffee. You can take as much as you want. (Hier staat koffie. Je kunt zo veel nemen als je wilt.)

He couldn't give me much advice. (Hij kon me niet veel advies geven.)

How much food is left? (Hoeveel eten is er over?)

Maar let op: vooral in zinnen die niet vragend of ontkennend zijn, wordt vaak "a lot of" gebruikt. Zie hierboven.



Slide 6 - Slide

Many
Many kun je voor allerlei soorten zinnen gebruiken. Vragende zinnen bij zaken die je wel kunt tellen:
Did you get many phone calls on your birthday? (Heb je veel telefoontjes gehad op je verjaardag?)

Ontkennende zinnen bij zaken die je wel kunt tellen: 
There aren't many tigers left in the wild. (Er zijn niet veel tijgers meer in het wild.)

Bevestigende zinnen, zaken die je kunt tellen:
Many people drive too fast. (Veel mensen rijden te hard.)
I ate too many apples today. (Ik heb te veel appels gegeten vandaag.) 






Slide 7 - Slide

Little & few

Little en few betekenen allebei weinig. Net als bij much en many gebruik je little bij niet-telbare woorden en few bij telbare woorden.

We had to hurry, so there was little time for shopping. (We moesten opschieten, dus er was weinig tijd om te winkelen.)

Can you give me a little help? (Kun je me een beetje hulp geven?)
Hier hoort het lidwoord 'a' bij 'little': een beetje

People had few remarks after my speech. (Men had een paar opmerkingen na mijn toespraak.)



Slide 8 - Slide

Some & Any
Some en any betekenen: wat / iets / enkele

''Some'' gebruik je in zinnen waarvan je verwacht dat het antwoord ''ja'' is, maar ook in bevestigende zinnen.

''Any'' gebruik je in ontkennende zinnen en bij de meeste vragen. 
Verwachten dat het antwoord ''ja'' is: Can I have some of that ice cream?

Een bevestigende zin:
I have some problems with my wifi.

Een ontkenning + een vraag:
I don't have any children. + Do you have any children?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Quantifiers

Babies need ____ sleep.
A
much
B
many
C
a little
D
a lot of

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste Quantifier:

Babies need ____ sleep.
A
a lot of
B
many
C
a little
D
much

Slide 12 - Quiz

Quantifiers

There is ..... milk in the bottle
A
a little
B
little
C
few
D
a few

Slide 13 - Quiz

Quantifiers
I don't have .......... time


A
Much
B
Many
C
Few
D
A few

Slide 14 - Quiz

I don't have .......... time

(Quantifiers)
A
Much
B
Many
C
Few
D
A few

Slide 15 - Quiz

Some/Any:

Do you want some/any lemonade?
A
some
B
any

Slide 16 - Quiz

Quantifiers
I have __________ friends.
A
many
B
much

Slide 17 - Quiz

Which quantifier is countable?
A
Lots of water
B
Many clouds

Slide 18 - Quiz

Which quantifier is UNcountable?
A
A few glasses of champagne
B
Much love

Slide 19 - Quiz

Quantifiers
I have __________ friends.
timer
0:20
A
many
B
much

Slide 20 - Quiz

Quantifiers
The Earth has __________ water.
timer
0:20
A
many
B
much

Slide 21 - Quiz

Quantifiers
I have __________ money.
timer
0:20
A
many
B
much

Slide 22 - Quiz

Some/any:
I want some/any 7up.
A
some
B
any

Slide 23 - Quiz

Fergus doesn't have ......... friends.

(Quantifiers)
A
Much
B
Many
C
A lot of
D
Lots of

Slide 24 - Quiz

Some/Any:

Do you want some/any lemonade?
A
some
B
any

Slide 25 - Quiz