1.8 - opdracht 1 (blz. 61)
a het schildkraakbeen
b Lucht die bij het ademen door het strottenhoofd stroomt, brengt de stembanden in trilling.
c De bekerkraakbeentjes maken het mogelijk de stembanden meer of minder strak aan te
spannen.
d Door de stand van de tong, tanden en lippen en door de vorm van de mondholte.
e Het volume van je stem is afhankelijk van de kracht waarmee je lucht kunt uitademen.
f Nee, want met je stembanden kun je wel de toonhoogte bepalen, maar niet de klanken.
klaar met nakijken 1.8, ga alvast naar blz. 25 (basisstof 1.3)