brugklas les verbes réguliers en -er

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

L'objectif: na deze les kan ik de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen in het Frans

Slide 2 - Slide

Les verbes réguliers en 
-er
Er bestaan drie vormen van regelmatige werkwoorden in het Frans. 
eindigend op -er, -ir en -re
Wij beginnen met de werkwoorden die eindigen op -er

Slide 3 - Slide

Een werkwoord vervoegen hoe gaat dat in het Nederlands?
merken-> stam -> merk
ik merk
jij merkt
hij merkt
wij merken
jullie merken
zij merken
Truc bij foutloos werkwoorden vervoegen in de verleden tijd
Eindigt de meervoudige stam -en op een van de medeklinkers uit het ‘T SEXY FOKSCHAAP (sommigen gebruiken ‘t kofschip x)? Dan vervoeg je het werkwoord in de verleden (en voltooide) tij met een ‘t.’
Voorbeelden: ik verhuisde (stam -en = verhuiz: ‘z’ zit niet in ‘T SEXY FOKSCHAAP), hij merkte, het gebeurde.

Slide 4 - Slide

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

Slide 5 - Slide

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 6 - Slide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 7 - Slide

Nederlands
persoonlijk
voornaam
woord
hele werkwoord
Parler
werkwoord -er
Ik praat
je
parl
+ e
jij praat
tu
parl
+ es
hij/zij/wij/men
il/elle/on
parl
+ e
wij praten
nous
parl
+ ons
u/jullie praten
vous
parl
+ ez
zij praten
ils/elles
parl
+ ent

Slide 8 - Slide

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 9 - Slide

Welke Franse regelmatige werkwoorden ken je?

Slide 10 - Open question

Welke werkwoorden van sentiment kennen we?
  1. aimer = houden van
  2. adorer = dol zijn op
  3. préférer = de voorkeur geven aan
  4. détester = een hekel hebben aan, haten

Slide 11 - Slide

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 12 - Drag question

Wat is de stam van parler?

Slide 13 - Open question

Wat is de stam van jouer (=spelen)?

Slide 14 - Open question

Welke zin is goed?
A
Le garçon cherchent bien.
B
Le garçon regardons bien.
C
le garçon parles bien.
D
Le garçon écoute bien.

Slide 15 - Quiz


A
Tu cherche un livre.
B
Il cherche un livre.
C
Nous cherchez un livre
D
Elles cherchons un livre.

Slide 16 - Quiz


A
Ils répètent la question.
B
Ils répètes la question.
C
Ils répétons la question.
D
Ils répète la questions.

Slide 17 - Quiz

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 18 - Drag question

Hoe leer je werkwoorden?
Leer de vertaling van het werkwoord.
Wat is de stam.
welke vorm (persoonlijk voornaamwoord) wordt gevraagd?
* Je chercher bestaat niet!

Slide 19 - Slide

Hoe zeg je in het Frans.
David houdt van zijn telefoon maar Eliza heeft liever haar computer

Slide 20 - Open question

Questions?

Slide 21 - Open question